Nederlandse Familienamenbank

Naam 
Burg, van de / den / der
< Limburg < Limburg, van
Limbourg
Liemburg
Limburg Zwaneveld

kenmerken:
herkomstnaam

specifieke componenten:

geen affix

herkomstnaam

Zeer veel familienamen zijn van toponiemen (aardrijkskundige namen) afgeleid. Deze namen geven aan waar men vandaan kwam (herkomstnamen), welk gebied of landgoed men bezat of beheerde, of welke huizen men al dan niet met bijhorend land in eigendom of huur had.
Bij deze laatste groep duiden de namen tevens aan waar men woonde. (Straatnummers waren immers nog niet ingevoerd!) Dit type naam wordt dan ook wel met de term 'adresnaam' van de herkomstnamen onderscheiden. Herkomstnamen gaan voornamelijk terug op namen van steden, dorpen en landen; adresnamen op microtoponiemen: namen van huizen, velden, waterlopen, straten. De elite die zich naar haar bezittingen noemde, plaatste zich als het ware tussen deze categorieën in. In feite waren edellieden en grootgrondbezitters de eersten die zich van 'herkomstnamen' bedienden en zich noemden naar het dorp waar zij hun machtsbasis hadden.

• Habitational names --- It is in principle difficult to distinguish this type of surname from topographic surnames, where the reference is to the feature rather than to a place named from it. The name Dijk or Van Dijk (from Middle Dutch van den Dike) is a classic instance. It could theoretically be a topographic name for someone who lived by any one of the thousands of dikes in the Netherlands, but all the evidence suggests that it is usually a habitational name for someone who lived at one of the farms or villages in the Netherlands and Flanders named with dijk, either in simplex form or as part of a compound place-name. Jacob Egbers van Dijk, for example, took his name from the Hasselterdijk, but van Dijk was sufficient to be used as his habitational or "address" name. The diphthong -ij- is characteristically Dutch, with the same pronunciation as -ei-, that is [ i]. It is one of the most common surnames in the Low Countries, and was borne by many migrants to the US,where it is mostly spelled Van Dyke and pronounced in the American English way as /da k/. Jan Thomassen van Dijk, the first mayor of New Utrecht, Long Island (now part of Brooklyn, NY), came from Amsterdam to North America in 1652.
Surnames with Van are particularly common in North Brabant and Gelderland, often in combination with the article de('the'), which is usually in the declined form den or der. There are many families with these names in North America, for example Van Meter (= Dutch Van Meeteren), Vandenberg (= Van den Berg), Van Over (= Van den Oever), Van Pelt,Vandiver (= Van de Veer), Vanderpool (= Van der Poel), Van Sickle, Van Buren, Van Buskirk (referring to Buiskerke in Zeeland; this family name no longer exists in the Netherlands), Van Houten, Van Ness, Vannoy (= Van Ooijen), Van Cleave (= Van Kleef), Van Hoose (= Van Huis), Van Dusen (= Van der Dussen), Van Zandt and Van Zant, Van Landingham (= Van Landeghem, referring to Landeghem near Ghent), Van Deventer, and so on. Three of the most frequent Van names in America refer to a dwelling place in an angle of land or bend of a river: Van Horn, Van Winkle, and Van Hook. In many instances van der has been contracted to ver-, for instance in Vermolen and the phonetic variant Vermeulen, which is the most common Dutch Ver- name in America. They are variants of Van der Molen and Van der Meulen and denoted someone who lived at a mill, presumably the miller himself. Almost as common in the US and the Netherlands are Vermeer, Verhagen, Verburg, and Versteeg. Van is by no means the only preposition to be found in Dutch habitational and topographic names. The family name Updike can be traced to the Dutch name Opdijk ('on (the) dike'; compare Opdycke). A particularly significant one is te 'at'. It is widely found in names from the provinces of Overijssel and Gelderland, where it is often fused with den or der into ten and ter. Ten Eyck ('at the oak') is a noteworthy family name in America from the 17th century, although it is now unknown in the Netherlands and Belgium, where its equivalent is Van Eijck or Van Eijk. However, Ten Brink, is a common Dutch name, denoting one who lives at the village square. Ten Pas derives from the Dutch noun pas, from Latin pascuum 'pasture'. Ter Haar refers to a farm on a ridge with a sandy soil, and Ter Horst to a farm on a hill with shrubbery. Terhune is probably an Americanized form of Ter Huurne, containing a variant of hoorn 'horn, angle, corner'. These are some of the most frequent Te, Ten and Ter names in America.
Some habitational names reflect not where its original bearer currently lived but from where he migrated. These are mostly found in the cities, which drew their populations of laborers, craftsmen, and merchants from nearby villages and towns and from more distant cities and countries in Europe and across the sea. In Kortrijk in Flanders, for example, are recorded Jhan van Ghend in 1366 and Pietre van Anstredamme, a town workman there in 1392, early examples of the surnames Ghent and Amsterdam. Merchants from Lübeck in north Germany can be found in the Dutch and Flemish cities of Bruges, Tienen (Brabant), and Borgloon (Limburg) in the late 13th and 14th centuries, and some of their same-named descendants may bear the name Lubeck in the US. Lübeck was then the major center of the Hanseatic League, a commercial cartel of over 200 cities and market towns stretching from the Baltic Sea across northern Germany to Flanders and beyond. As with Lübeck, we find Hamburg, Bruges, Bremen, Cologne, and many other Hanseatic city names well represented in Dutch surnames such as Van Hamburg, Van Brugge, and Bremer, and in Flemish Keulenaer. However, the families bearing these names in the US (Hamburg, Bruge, Bremer, Koellner) may have migrated to America from anywhere in the Hanseatic sphere of influence, not only (or even) from the Netherlands and Flanders. This is true also of surnames that denote a country or region of origin, such as Duitsman (either 'Dutch(man)' or more generally 'German'), Englisch (see English), and De Vries (also Fries 'the Frisian'). The last name is one of the commonest in the Low Countries but it can also be found in medieval Germany and England [Leendert Brouwer & Peter McClure, 'Dutch family names', in: DAFN (preface of the revised second edition of the Dictionary of American Family Names, edited by Patrick Hanks, to be published by Oxford University Press in 2022 --- https://www.cbgfamilienamen.nl/nfb/documenten/DAFN%202,%20ESSAY,%20Dutch%20names.pdf)].
• "Familienamen getuigen ook van inwijking uit andere Europese landen of zelfs van verder: De Frankrijker, Den Engelsman, Den Duyts, Van Oostenrijk, Schot(s)man, De Grieck, Van Noorwege, Van Hoore(n)weghe, De Deene, Italiaander, Den Turck, (De) Torck en dergelijke meer. Namen waarin een of ander buitenland herkend wordt, moeten echter met omzichtigheid geïnterpreteerd worden.
In de eerste plaats stemt de hedendaagse lading van een aardrijkskundige naam niet noodzakelijk overeen met de historische. De bijnaam 'den Duyts' werd in de middeleeuwen niet alleen gegeven aan mensen afkomstig uit een of ander vorstendom dat we vandaag tot Duitsland rekenen, maar iedereen wiens tongval de Vlaming (en Nederlander) als 'Duits' in de oren klonk, kon zo worden genoemd, dus ook Limburgers en inwijkelingen uit de oostelijke streken van het tegenwoordige Nederland. Trouwens, tot in het begin van de twintigste eeuw nog kregen de ingeweken Limburgse herders in West-Vlaanderen het kwalificatief 'Duitse schapers' opgeplakt.
Ten tweede duidde zo'n naam soms iemand van ter plaatse aan, die een tijdlang in het genoemde land had verbleven. Dat procédé is van alle tijden: nog niet zolang geleden werden teruggekeerde landverhuizers uit Amerika of Canada in de volksmond 'de(n) Amerikaan(der)' of 'de Canadees' genoemd, en oud-kolonialen niet zelden 'de Kongolees'.
In de derde plaats ligt de bakermat van de stamvader soms heel wat dichter bij huis dan de naam op het eerste gezicht laat vermoeden. Zo wijst Van Inghelant niet noodzakelijk op Angelsaksische voorzaten, want 'ingeland' is ook een verdwenen inheems woord voor grasland, dat nog door plaatsnamen in herinnering wordt gebracht. De(n) Turck, (De) Torck of Turcsin kunnen zinspelen op afkomst uit Turkije, uit de Balkan, of uit een niet nader bekend exotisch oord - Turkije was voor onze middeleeuwse voorouders zowat het einde van de wereld. Maar ook op het donkere uiterlijk, zoals De Moor en De Bruyne. François kan een herkomstnaam voor een Fransman zijn, maar natuurlijk ook de bekende voornaam, die door de afstammelingen van de genoemde werd overgeërfd als patroniem of vadersnaam." [Magda Devos, 'Graaf of asielzoeker?', in: De Standaardtaal, bijlage van De Standaard 6-3-2001, p 8].
• [K. Heeroma, 'Drent(h), Groninger, De Vries (en De Jong)', in: DMB17 (1965), p 22-42].
• [Heeroma-1970].
• [R.A. Ebeling, 'Gelderse herkomstnamen in Gelderland', in: DMB 22 (1970), p 109-125].
• [H. Buitenhuis, 'Concentraties van herkomstnamen, speciaal in Noord-Brabant', in: BMN 27, 1972, p 5-20].
• [K. Heeroma, 'De verspreiding van een groep herkomstnamen uit het noordoosten van Noord-Brabant', in: BMN 27, 1972, p 21-39].
• [Van Loon-1980].
• [P.A. Sloven, 'Komen we uit het oosten? Een onderzoek aan de hand van herkomstnamen', in: Tijding. Kroniek van de heemkundekring Het Zuidkwartier (1980), nr 3, p 35-43].
• [Ebeling-1981].
• [R.A. Ebeling, 'Oorspronkelijk duitse familienamen in Noord- en Oostnederland', in: DMB 34 (1983), p 119-132].
• [Huisman-1983].
• [R.A. Ebeling, 'Kimm, Kloppenburg en Co. Herkomstnamen uit noordwestduitse toponiemen in de provincie Groningen anno 1947', in: DMB 38 (1986), p 83-98].
• [Ebeling-1993, p 108].
• [F. Claes, 'Herkomstnamen en immigratie in Diest tot 1400', in: Naamkunde 30 (1998), p 79-143].
• "De vraag naar de herkomst van de nieuwe bewoners (van Den Bosch) kunnen we met enige stelligheid beantwoorden, dankzij het feit dat de oorkonden uit de dertiende eeuw in totaal zo'n 250 familienamen voor ons bewaard hebben. Velen van deze namen verwijzen naar plaatsen in de Meierij; ook de gebieden over de Maas zijn, zij het zwak vertegenwoordigd. Wij ontmoeten, de opsomming is niet volledig, de familienamen Van Beek, Van Berkel, Van Berlicum, Van Bladel, Van Bokhoven (enz.). Het ligt ook min of meer voor de hand dat de jonge stad haar eerste bewoners rekruteerde uit de gebieden van waaruit men bij haar ter markt placht te komen" [Kuijer-2000, p 53].

afkortingen en bibliografische notaties: