Nederlandse Familienamenbank

Naam 
Favre
Faverus
< Favereij (y) < Faberij de Jonge (y)
Faveri, de

kenmerken:
beroepsnaam patroniem
oude spelling adaptatie Surinaamse naam Franse naam

Veel voornamen die aan de basis van patroniemen liggen worden verklaard in de
Nederlandse Voornamenbank

specifieke componenten:

ij-y

Surinaamse naam

De Surinaamse namen zijn in feite niet onder ??n noemer te vangen. Dankzij de Westerse kolonisten in het verleden verkregen de Afrikaanse immigranten die in Suriname in slavernij hebben geleefd bij hun vrijlating behalve Nederlandse ook Engelse, Duitse, Franse en Spaans-Portugese namen. Vervolgens werden er de namen van talloze Indiase, Javaanse en Chinese immigranten vastgelegd. Die verdienen onder het trefwoord Surinaamse naam allemaal de nodige aandacht. Bij de puntsgewijze documentatie onderaan deze pagina treft men dan ook verwijzingen in relatie tot de specifieke naamgroepen. Toch ligt de nadruk vooralsnog op de namen die Nederlandstalig getint zijn en dat voornamelijk de namen van Afro-Surinamers. Zo beperkt ook onderstaand expos? zich tot de uitleg van de totstandkoming van deze namen.

Van slavernij tot burgerrecht met een familienaam
Met de verhuizing van Surinamers en Antillianen naar Nederland zijn er behalve Hindoestaanse, Javaanse, Chinese en Spaans-Portugese ook nieuwe Nederlandstalige namen bijgekomen. Die behoren de nakomelingen toe van degenen die in de 19e eeuw uit de slavernij werden bevrijd en met een familienaam en burgerrechten in de burgerlijke stand werden opgenomen. Vooral bij de Emancipatie, bij de afschaffing van de slavernij in 1863, zijn er honderden nieuwe namen met een Nederlandse taalbasis gecre?erd. Bij de vrijlatingen v??r de instelling van het manumissiereglement van 1832 kwam het naar koloniaal gebruik, zoals bij adopties in Oost-Indi?, voor dat bestaande namen vervormd werden. Muller werd Rellum, Ten Meer Reemnet, De Vries Vriesde, Gerholdt Tdlohreg en aan Van de Vijver werd een van toegevoegd: Van van de Vijver. Tenzij van verwantschap sprake was, diende de naam van de eigenaar echter niet meer in welke vorm ook te worden overgedragen en evenmin was ontlening aan een andere bekende naam geoorloofd. Dit voorschrift werd bij de Emancipatie van 1863 overgenomen. Bovendien moesten de namen die per gezin, doorgaans een moeder of grootmoeder met haar kinderen, werden aangenomen van elkaar verschillen. Er werd derhalve een beroep op de naamkundige creativiteit gedaan, die verder ging dan dat bij de gelijktijdige naamsaanneming in Nederland bij de invoering van de burgerlijke stand in 1811 het geval was toen vele Friezen en ook Joden de familienamen De Jong en De Vries aannamen. De veelzijdigheid van de Creools-Surinaamse namen verklaart waarom zij op de allereerste na niet in de top tien van de Surinaamse namen in Nederland voorkomen. Die ene betreft de van oorsprong Portugese naam Pinas: de uitgebreide familie Pinas heeft de omstreeks 1800 levende Martha Pinas als voormoeder; 48 van haar kinderen en kleinkinderen van de plantage Onverwacht verkregen deze familienaam.

Surinamers uit Staphorst?
De familienaam Staphorst was in Nederland al bekend, maar deze naam werd ook in Suriname aangenomen. De slavin Pamela verkreeg in 1846 te Paramaribo bij manumissie de namen Anna Maria Staphorst. Aanvankelijk lijkt sprake geweest te zijn van de achternaam Staphout die aan de familienaam Houthakker refereerde. In ieder geval werd Staphorst in 1863 andermaal toegewezen aan de toen 27-jarige bediende Anna, die wellicht een (klein)kind van voorgenoemde was.
Het bedenken van nieuwe namen voor de vrijgelatenen in Suriname anno 1863 leverde veel 'herkomstnamen' op die aan Nederlandse plaatsnamen refereren, zoals de familienamen Wijnaldum, Oosterwolde, Biervliet, Dreischor, Texel, Gemerts, Hoogvliets, Wijdenbosch, Zaandam en Westzaan, Amstelveen, Arnhem, Lieveld, Leerdam, Dollart en Dollard, Drakenstein, Van Leeuwaarde, Zichem en Van Zichem als variant van Van Sichem, enzovoort. Hier kunnen enkele Nederlandstalige toponiemen als curieuze familienamen aan toegevoegd worden, zoals Noordzee en Noordpool (de naam Zuidpool is eveneens aangenomen, maar is niet overgeleverd).
Aardrijkskundige aanduidingen fungeerden eveneens als naambasis, bijvoorbeeld Bergtop, Palmberg, Olieberg, Hoogdorp, Rosheuvel, Vogelland, Bouwland, Klaverweide, Olijfveld, Bloemenveld, Druivendal (vergelijk Druiventak), Leli?nhof en Leliendal, wellicht ge?nspireerd door idyllische plantagenamen, ook al waren de levensomstandigheden verre van idyllisch. Vergelijk bijvoorbeeld ook de Surinaamse familienamen Morgenstond, Rustveld, Landvreugd, Goudmijn, Zorgvliet en Rustenberg als variant van de eveneens aangenomen maar al bekende familienaam Rustenburg, een naam van verschillende welgelegen buitenplaatsen in Nederland en ook een Surinaamse plantagenaam. Het element -burg was populair voor dit type naamgeving en zo zijn er ook Surinaamse familienamen met burg ontstaan, zoals Spalburg, Vanenburg en Rotsburg. Vervolgens zijn er lokale plekken als Plein en Valpoort. In Suriname aangenomen namen als Waterberg en Waterval kwamen zowaar al in Nederland voor.

Purperhart en Druiventak
Verder zijn er bijvoorbeeld familienamen aan boomsoorten en planten ontleend, die mutatis mutandis in Nederland veelal de naamkundige status van adresnaam of eventueel een beroepsbijnaam hebben, zoals Broodboom, Ceder en Cederboom (vergelijk ook Cederhout), Letterboom, Purperhart, Groenhart en Groenhard, Bruinhard en Bruinhart (aangenomen op een houtplantage), Limon, Dadel, Hennep, Oliander, Rozenstruik, Rozenblad, Lepelblad, Veldbloem, Druiventak, Elstak, K(a)ersenhout, Groenbast en Eykenloof, waaraan de in Nederland reeds bestaande namen Lindeboom, Esseboom, Rozeboom, Veldboom, Beuk en Vijgeboom toegevoegd kunnen worden. Purperhart "is eene van de deugdzaamste en sterkste der Surinaamsche houtsoorten", zo staat het in het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Verschillende namen zijn met -stam geformeerd: Kortstam, Grotestam, Oldenstam, Haagstam, Boerenstam.
Bij nader inzien blijkt evenwel dat een naam als Eykenloof een toespeling is op de plantageeigenaar met de dubbele naam Eijken Sluyters. Zo dienden meer namen van voormalige eigenaren als 'inspiratiebron', hoewel dergelijke namenlinks tussen meester en dienaar in de voorafgaande jaren bij vrijlating niet meer werden toegestaan. Op een andere plantage werden 49 namen geconstrueerd met de beginletters van de achternamen van de drie eigenaren. Dat leverde onder andere de namen Braafheid, Brandveen en Brasdorp in Nederland op. Gespeeld met bestaande namen werd er elders door Fortuin op te splitsen en om te keren in Tuinfort en de plaatsnaam Amsterdam, die in Suriname ook als familienaam werd aangenomen, bovendien om te draaien tot de naamvorm Madretsma. Zo horen de namen Kenswil, Kenswiel, Kensmil, Densmil, Kensdel(l) en Kenson bij elkaar op grond van de omzetting van Wilkens naar Kenswil. Halfhuid is een vernederlandste variant van de Engelse naam Halfhide van een Engelsman uit Londen. Leeuwin werd door een huisbediende van Barnet Lyon aangenomen. De naam Sporkslede verwijst naar de plantagenaam Sporksgift = de gift van gouverneur-generaal Von Sp?rche. Gravenberch is een omkering van de dubbele naam Berch Gravenhorst. Naar welke Schol(t)s zullen Scholsberg en Scholtsbergh verwijzen?

Flaneur en Artist
Met betrekking tot de land- en tuinbouw volgen de namen Ooft en Graanoogst. Familienamen als Veldman, Overman en Buitenman, die in Nederland eveneens al bestonden, kunnen als 'beroepsnamen' worden beschouwd, evenals de namen Schenker(s), Weegman, Leidsman, Leider, Boerleider, Gouvernante, Beeldsnijder, Wekker, Tijdmeter, Kantoor (vergelijk Klas en Inkt?), Directie en Kolenel, die vermoedelijk een variant is van de Portugese naamvorm Coronel. De namen Wandelaar en Flaneur duiden een aangename bezigheid aan en/of het zijn zinspelingen op de eveneens in Suriname aangenomen Engelse familienaam Walker. Held en Krijgsheld waren al bekende namen in Nederland, maar hebben hun flinke toename aan de Surinaamse naamgenoten te danken. De familienamen Wolfjager en Artist zijn kennelijk pas veel later aangenomen en betreffen indianenfamilies. De familienaam Indiaan is w?l in 1863 op een plantage aangenomen.
Ook werden er bijnamen verkregen op basis van bepaalde gedragskwaliteiten. Het werd daarbij vermeden om negatieve aspecten, die onder de Nederlandse traditionele naamgeving niet werden uitgesloten, tot uitdrukking te brengen. Het was immers ook voorgeschreven dat er geen onwelvoeglijke en bespottende namen mochten worden aangenomen. Zodoende kwamen er positieve en wenselijke eigenschappen naar voren in de namen Nijverman, Vlijtig, Braafheid, De Getrouwe en Getrouw (pendant van de Engels-Surinaamse naam Trustfull), Vreedzaam, Tevreden en Te Vrede (o.a. naast de ook aangenomen maar reeds van oudsher in Nederland voorkomende naam Weltevreden), Vreugd, Blijd(e), Geduld, Deugdzaam, Waakzaam, Werkzam en Groeizaam, Welzijn, Liefde, Zorgvol, Omzigtig, Strijdhaftig, Grootfaam, Koelbloed en Moedig. De namen Traag, Gedwee en Zuinig zullen echter niet als gunstig worden beschouwd. Een Antilliaans-Nederlandse familie moet het met de naam Kleinmoedig doen.
Bij deze categorie moet worden aangetekend dat zulke wenselijke eigenschapsnamen ook al als slavennaam werden gebruikt, bijvoorbeeld Geduld en Tevreden.

Weerwind wervelt tegen de windrichting in
Dan zijn er tientallen Surinaamse namen die weliswaar helemaal of gedeeltelijk tot het Nederlandse woordenboek te herleiden zijn, maar waarbij het gissen is naar het motief van naamgeving; er wordt verondersteld dat ze willekeurig gekozen zijn. Hoe zouden namen als Bakboord, Windzak, Zandgrond, Huisraad en Kogeldans uitgelegd moeten worden?
Staat men bij een aantal van deze namen langer stil, dan neemt het vermoeden de overhand dat ze niet zo maar verkregen zijn. Voorwerpsnamen als Haakmat, Houtsnee, Hoepel, Breidel, Slagtand en Valies duiden wellicht veelzeggende bezittingen aan. Als we de namen Blaaspijp en Doelwijt ('doelwit') naast elkaar zetten, dan zien we voor ons wat de naamdragers aan het doen zijn. De naamgeving van Weerwind en Draaibaar zal niet van zinspeling op karakterologische eigenschappen gespeend zijn. Kan ter verklaring van namen als Seinpaal en Slagveer enige symboliek verondersteld worden? Of zijn het louter toespelingen op andere namen die eveneens in Surname zijn aangenomen, in dit geval op de namen Paal en Verveer, Sijnhoek en Muntslag? Een aantal namen correspondeert met elkaar via verbindende naamselementen, zoals bijvoorbeeld de namen Wijngaarde, Wijntuin, Wijnruit, Wijndal, Wijnstein en Wijnstijn, Boldewijn, Holwijn, Bergwijn, Wijnhard en Wijnaar. Wellicht past Wijnaldum hier ook bij. Wijngaarde en Boldewijn waren al bestaande namen in Nederland. Burgrust en Burgzorg verwijzen naar diverse andere namen met burg, rust en zorg in de sfeer van de koloniale plantagenamen en de namen van Nederlandse buitenplaatsen. De nogal onzinnige samenstellingen Landveld en Landburg zijn ook in dit licht verklaarbaar; vergelijk onder andere de hierboven genoemde namen met 'veld' en 'burg'.
Is bij de creatie van de namen Zuiverloon en Trouwloon de verdiensten van de betrokkenen ingecalculeerd?
Bij de aangenomen namen Nooitmeer en Nimmermeer kunnen we gerust veronderstellen dat die staan voor 'nooit meer in slavernij!'. Sluit de familienamen Eind en Boeksluit hier misschien op aan? De namen Vrijdom (en al de bestaande naam Vrij), Vrede en Vreden (vergelijk hierv??r Tevreden, Te Vrede en Weltevreden), Goedhoop, Hooplot, Borgerrecht, Koning(s)verdraag en Koningferander/Koningverander weerspiegelen eveneens de sociaal-historische situatie die zich afspeelde en zo hadden de namen Crisis, Zending, Eendragt, Boekstaaf, Proeve, Verbond, Contrac (in 1863: Kontract) en Accord destijds ook een historische of actuele lading

Citeren:
Leendert Brouwer, 'De Nederlandse familienamen van Afro-Surinamers', in: Nederlandse Familienamenbank = CBG Familienamen, Amsterdam, Meertens Instituut / Den Haag, CBG Centrum voor familiegeschiedenis, 2000-...

• Bij de emancipatie in 1863 kregen ruim 34.000 mensen in Suriname een familienaam. Wie heeft deze namen gekozen en waarom? Hadden betrokkenen zelf hierover iets te zeggen, of waren het anderen die dit voor hen deden? En zo ja, wie dan? Verschillende lezingen doen hierover de ronde. Volgens sommigen waren het de voormalige eigenaren die de familienamen verzonnen hebben. Volgens anderen hebben koloniale ambtenaren of ambtelijke commissies de namen gekozen. Volgens weer anderen hebben de ge?mancipeerden zelf wel degelijk een eigen stempel op de gekozen familienamen gezet. Dit artikel werpt op basis van in Suriname geraadpleegde archieven meer licht op het formele en feitelijke proces waarmee de familienamen in 1863 tot stand kwamen en levert zo nieuwe bouwstenen voor de beantwoording van bovenstaande vragen.
Slaafgemaakten hadden geen familienaam, die kregen ze pas na manumissie (individuele vrijlating) of bij de emancipatie in 1863. (...) Tot 1828 was het nog relatief eenvoudig om van (familie)naam te veranderen. Bij de invoering van de Burgerlijke Stand in 1828 werden alle op dat moment bij de vrije inwoners van Suriname in gebruik zijnde familienamen (inclusief de na manumissie of naamsverandering aangenomen namen) officieel vastgelegd in de wijkregisters. Zonder toestemming van de Gouverneur konden ze niet meer worden gewijzigd. Formele regels voor de bepaling van de nieuwe familienamen na manumissie werden pas in het Manumissiereglement van 1832 vastgesteld.
Art. 22 De keuze van deze namen wordt aan de bij Art. 1 voor elke Kolonie aangeduide Kollegi?n opgedragen, welke daarbij zullen hebben in acht te nemen, dat aan de Gemanumitteerde geen andere voornaam of voornamen gegeven worden, dan die men gewoon is in Nederland te dragen, en dat, zo veel mogelijk, aan dezelven geen familienaam van enig in de respectieve Koloni?n woonachtig geslacht of individu, ook niet de familienaam van de vorige Meester wordt gegeven.
Tussen 1 april 1932 en 1 juli 1863 zijn op deze wijze ruim 6300 mensen gemanumitteerd en van een familienaam voorzien. Vermoedelijk was het de Gouvernements Secretaris of ??n van zijn ondergeschikten die in de praktijk de namen bepaalde en in de manumissiebrief vastlegde. De Secretaris bekleedde in deze periode tevens de functies van Ambtenaar van de Burgerlijke Stand en van Raad Commissaris voor de Inlandsche Bevolking. In deze periode zijn verschillende constructies bij de naamtoekenning na manumissie toegepast. In veel gevallen zijn bestaande plaatsnamen uit Nederland en andere landen gebruikt, willekeurig overgenomen van landkaarten of uit namenlijsten. In de tweede helft van 1834 gebeurde dit zelfs in vrijwel alle gevallen, behalve op 31 december 1834, toen voor alle op die dag toegekende namen menselijke karaktereigenschappen als uitgangspunt zijn genomen, waardoor familienamen als Eerlijk, Knap, Kloek, Nedrig, Oprecht en Werkzaam tot stand kwamen. Variaties op de naam van de voormalige eigenaar kwamen tussen 1932 en 1863 ook veel voor. In deze periode duidt dit overigens niet per se op bloedverwantschap tussen vrijlater en vrijgelatene. En we zien namen die gebaseerd zijn op in Suriname zeker niet gangbare Nederlandse woorden, zoals Boekstaaf, Muntslag, Ridderspoor, Sneeuw, Noordpool en Zuidpool.
Bij de emancipatie in 1863 moesten in ??n klap meer dan 34.000 mensen een familienaam krijgen. De Wet van 8 augustus 1862, houdende opheffing der slavernij in de kolonie Suriname bevat over de naamgeving echter slechts ??n, tamelijk summier artikel.
Art. 21. De vrij te maken slaven nemen een geslachtsnaam aan, onder welke zij, zoveel doenlijk familiesgewijze, worden ingeschreven in daartoe bestemde registers.
Op 29 april 1863 benoemt de Gouverneur een negental Districts Commissarissen en een even groot aantal Districts Secretarissen, functies die daarvoor niet bestonden. (...) (Zij) treden op als Ambtenaar van de Burgerlijke Stand in het district. (...) (Hen) wordt opgedragen al v??r 1 juli de plantages langs te gaan om een aantal taken uit te voeren: 4. de vrij te maken slaven met hun familienaam inschrijven in het register dat de Gouvernements Secretaris aan de commissarissen zal toezenden (dit register is later bekend geworden onder de naam Emancipatieregister). 6. Bij het inschrijven van de familienamen het volgende in acht nemen: De aandacht der commissarissen wordt vooral hierop gevestigd, dat de vrij te maken slaven geen bekende geslachtsnamen mogen aannemen, noch dezulke die bespottelijk zijn of aanstoot kunnen geven. Zodanige namen moeten door de commissarissen worden veranderd in korte, zoveel mogelijk met woorden in de Nederlandse taal overeenkomende namen.
(...) Net als tussen 1832 en 1863 zijn in mei/juni 1863 veel plaatsnamen uit Nederland en andere landen gebruikt. En diverse variaties op of verwijzingen naar bekende familienamen, wat overigens net als tussen 1832 en 1863 niet op bloedverwantschap hoeft te wijzen. Ook veel willekeurige, bestaande Nederlandse woorden, die soms weinig met Suriname te maken hadden, zoals Lijmpot, Oceaan, IJzel, Winter en Zomer. En woorden binnen van tevoren gekozen categorie?n als 'karaktereigenschappen', 'beroepen' en 'planten- en dierennamen'. Maar in mei/juni 1863 gingen de ambtenaren nog een stapje verder: Ze gebruikten toen ook veel niet bestaande, speciaal voor de gelegenheid geconstrueerde woorden. Ze bestaan uit korte, op zich wel Nederlandse woordjes, die in combinatie met elkaar echter geen bestaand Nederlands woord opleveren. Bekende Surinaamse familienamen als Blufpand, Doelwijt, Holband, Kogeldans en Zuiverloon zijn het resultaat van deze handelwijze.
(...) Uiteindelijk kan slechts van een beperkt aantal in 1863 geregistreerde namen verondersteld worden dat zij het resultaat zijn van een bewuste keuze door de eerste bezitter ervan. De beste kans daarop bestaat nog bij de namen die iets uitdrukken van de gevoelens rondom de emancipatie zelf, zoals Nooitmeer, Koningferander en Vrede [Bol-2019].
• [Ten Hove & Dragtenstein-1997].
• [https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/zoekhulpen/suriname-vrijgelaten-slaven-manumissies-1832-1863].
• [Surinaamse Emancipatie 1863 (BSS 24):
https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/zoekhulpen/suriname-en-de-nederlandse-antillen-vrijverklaarde-slaven-emancipatie-1863].
• De familienamen die in 1863 werden gegeven aan de ex-slaven na de emancipatie zijn gekoppeld aan de plantagenamen. Deze website wil daarmee een bron zijn voor verder genealogisch onderzoek [https://www.surinameplantages.com/].
• "Over het algemeen betekende de overkomst van de voorouder naar Suriname een drastische breuk met het familieverleden. (...) De Surinaamse indianen voerden traditioneel slechts een individuele naam, de roep- of voornaam. Dat gold eveneens, zolang het slavernijsysteem bestond, voor de Surinaamse slaven. In hun geval ging het veelal om namen van Europese oorsprong. Ook nieuw aangekomen Afrikanen werden in de plantageboekhouding direct geregistreerd onder een naam die hen door de planter of zijn personeel werd toegekend, vrijwel nooit onder hun oorspronkelijke naam. (...) Slechts sporadisch kwam een naam onder de slaven op een plantage meer dan een keer voor en dan werd ter onderscheiding gebruik gemaakt van een etnische aanduiding of van toevoegingen als groot, lang, klein. (...) De Hindostaanse en Javaanse immigranten die in de negentiende en twintigste eeuw naar Suriname kwamen, voerden eveneens louter een roepnaam, geen familienaam. Javanen kennen net als de Westafrikaanse Akan de dagnamen. Deze verwijzen naar de dag van geboorte volgens de zevendaagse week of volgens de Javaanse vijfdaagse marktweek, de pasaran. In 1916 werd voor immigranten die zich na uitdienen van het contract in Suriname hadden gevestigd, alsmede voor hun afstammelingen, de mogelijkheid geopend een familienaam te kiezen. (...) Daarnaast worden aan mensen in verschillende Surinaamse culturele tradities bijnamen toegekend. (...) Surinaamse familienamen zijn ofwel 'ge?mporteerd' - dat wil zeggen meegekomen met immigranten, met name die uit Europa van wie velen al een min of meer vaste achternaam voerden - ofwel in Suriname zelf ontstaan. (...) Maar de meest creatieve periode voor het Surinaamse achternamenbestand was de periode 1832-1863. Daarin zijn circa 6400 mensen gemanumitteerd en ruim 34000 ge?mancipeerd. Allen ontvingen bij die gelegenheid een familienaam. Daarbij was zelden sprake van keuze door de naamdrager zelf, al werd soms een eigen voorkeur gehonoreerd. Zoals reeds opgemerkt gingen vanaf 1916 ook Hindostanen en Javanen familienamen aannemen. Volgens De Klerk werden de Hindostanen gestimuleerd om hun roepnaam daarvoor te gebruiken. (...) Wat ook voorkwam was dat men een (sub-)kaste titel als geslachtsnaam verkoos (...). Javanen die zich in Suriname hadden gevestigd, namen als familienaam eveneens vaak hun eigen voornaam of die van hun vader aan, maar er werden ook andere keuzes gemaakt. (...) Ook indianen en marrons zijn vaak pas recent (vooral vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw) tot het aannemen van een geslachtsnaam overgegaan. (...) Ten slotte de immigranten uit China. Zij kwamen doorgaans voorzien van familienaam (xing) en persoonlijke naam (ming) naar Suriname. De familienaam gaat in de Chinese traditie aan de persoonlijke naam vooraf. De formele naam van de immigrant werd in Suriname echter niet altijd even volledig geregistreerd. Een verdere eigenaardigheid is dat deze geregistreerde Chinese naam, volledig of niet, veelal als familienaam voor het nageslacht is gaan fungeren. Het is dan dus eigenlijk een gefixeerd patroniem. Het gevolg is dat veel Surinaams-Chinese familienamen bestaan uit de xing plus de ming [Bol & Vrij-2009, p 54-64 = Pieter Bol & Jean Jacques Vrij: Sranan famiri. Surinaamse familie. Voorouders van verre, deel 5: Suriname. Den Haag, Centraal Bureau voor Genealogie, 2009].
• "Tot het begin van de negentiende eeuw hadden slaven en gemanumitteerden geen (westerse) familienaam. Degenen bij wie dat wel het geval was, droegen achternamen die uit twee of meer woorden bestonden, namelijk het woord 'van' gevolgd door de achternaam van de vroegere eigenaar van de gemanumitteerde slaaf. Een goed voorbeeld betreft de slavin Clasina die in 1825 van haar eigenaar, Bienvenue van Onna de vrijheid kreeg, en sinds toen de naam Clasina van Bienvenue van Van Onna voerde. Hierin kwam in 1828 verandering, met het besluit van de overheid inhoudend dat iedere vrije een familienaam moest dragen. Dat gold ook voor de ca. 35000 slaven die in 1863 de vrijheid kregen. In dat jaar, nog voor de afschaffing van de slavernij, kregen zij een familienaam toegekend door de District Commissaris en zijn Secretaris tijdens hun bezoek aan de plantages. De bedoeling was om verwante personen een zelfde familienaam toe te kennen, ook al woonden zij niet op een zelfde plantage. Als algemene richtlijn gold verder dat een zelfde familienaam ook moest worden toegekend aan slaven die in 1863 werden gemanumitteerd en tevens aan hun verwanten die reeds voor dat jaar de vrijheid hadden gekregen of verworven. In deze opzet is de overheid slechts ten dele geslaagd" [Lamur-2004, p xxvi].
• De Surinaams-Creoolse bevolking is meer dan de som van ge?mancipeerde en gemanumitteerde slaven en hun afstammelingen. De samenstelling is kleurrijker en diverser dan op het eerste gezicht lijkt. Ook andere groepen Afro-Amerikanen gingen op in de Creoolse bevolking. De afstammelingen van deze verschillende groepen zijn veelal slechts herkenbaar aan hun familienamen, maar door vermenging stamt menig Creool af van voorzaten met een slavenverleden als van vrije Afro-Amerikanen. Daarnaast zijn Europese en Joodse, en later ook Indiaanse, Chinese, Hindostaanse, Libanees-Arabische en Javaanse namen door huwelijken met Creoolse vrouwen, door wettiging van kinderen geboren uit Creoolse vrouwen of door naamverandering aan creolen toegekend, gecreoliseerd. En sinds de (e)migratie naar Nederland zijn tal van Nederlandse ?n andere, door de multi-culturele samenleving, namen door gemengde huwelijken eveneens deel gaan uitmaken van de Surinaams-Creoolse achternamenschat [Okke ten Hove, 'Creools-Surinaamse familienamen. De samenstelling van de Creools-Surinaamse bevolking in de negentiende eeuw', in: OSO 15 (1996):
https://www.dbnl.org/tekst/_oso001199601_01/_oso001199601_01_0018.php].
• [H. Speyer, De herkomst van familienamen in Suriname 1667-1863, Voorburg z.j.].
• [OSO. Tijdschrift voor Surinamistiek --- https://www.surinamistiek.nl/oso-volledig-digitaal-te-raadplegen/].
• [Spendel-2013, p 125-158].
• [Chan Choenni, Hindostaanse Surinamers in Nederland, 1973-2013, Arnhem 2014].
• [Suriname, Contractarbeiders uit India (Hindostanen): https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/index/nt00345?searchTerm=].
• [Rocky Miranda, updated by Urvashi Prasannanshu Jain, 'Indian family names', in: DAFN, vol. 1, p clxiiv-clxvii].
• [William Man A Hing, 'Gecreoliseerde Chinese namen uit Suriname', in: Wi Rutu 14 (2014), nr 1 ---
https://werkgroepcaraibischeletteren.nl/gecreoliseerde-chinese-namen-uit-suriname-i/]
• [William L. Man A Hing, 'Erfelijke overdracht van Surinaams-Chinese namen', in: Wi Rutu 20 (2020), nr 2, p 39-49].
• [William L. Man A Hing, 'Surinaams-Chinese namen van vrije immigranten en hun spellingsvarianten', in: Wi Rutu 21 (2021), nr 1, p 26-37].
• Dutch maritime supremacy from the 16th century onward enabled the Dutch East India Company and the Dutch West India Company to establish many trading posts and a few colonial territories in far-flung parts of the world, often in competition with Spanish, Portuguese, and English rivals. (...) From Suriname (on the northeast coast of South America) are Kromopawiro (Javan), Lo-A-Njoe (Chinese), Tdlohreg (an unpronounceable reverse spelling of Dutch Gerholdt), and a host of intriguing coinages in the Dutch language such as Blaaspijp ('blowpipe'), Braaf ('well-behaved'), Geduld ('patience'), Huisraad ('household goods'), and Seinpaal ('semaphore'). Some names became especially frequent in the Netherlands because they were chosen by dozens of individuals at one or two plantations. One of these, Pengel, originated in the plantation La Prosp?rit?, where all the chosen names began with the letter P. Scheveningen, Oxford, and Meerzorg ('more care or worry'), were taken directly from names of plantations. Pseudo-habitational names were coined using a stock of standard Dutch words alluding to the topography and flora of the plantation's situation and commercial aspirations: Rustveld ('rest + field'), Wijntuin ('wine' + 'garden'), Burgzorg ('fort' + 'care'), Bloemenveld ('flowers' + 'field'), and Goedhoop ('good hope') are typical. Before the Emancipation of 1863 former slaves were often named after their former owner. A curious example is the family name Van van de Vijver, with twice the preposition van 'of, from', apparently signifying someone 'of from the Pond'. After the Emancipation, allusions to former owners were forbidden in the taking of a surname [Leendert Brouwer & Peter McClure, 'Dutch names from former colonies' from 'Dutch family names', in: DAFN2 (preface of the revised second edition of the Dictionary of American Family Names, edited by Patrick Hanks & Simon Lenarcic, with Peter McClure, New York, Oxford University Press, 2022 --- https://www.cbgfamilienamen.nl/nfb/documenten/DAFN%202,%20ESSAY,%20Dutch%20names.pdf)].
• Dankzij een nieuw wetsontwerp wordt het Nederlanders met een koloniaal slavernijverleden gegund om kosteloos een nieuwe naam aan te nemen. Is dat ondanks de welgemeende excuses wel een juiste maatregel? [Leendert Brouwer, 'Slavernij, excuses en familienamen', in: CBG Centrum voor familiegeschiedenis 3-6-2024 --- https://cbg.nl/actueel/slavernij-excuses-en-familienamen/].
• [Marian van der Klein, Rachel Meijers & Onno de Zwart, Verkenning basis voor naamswijziging in verband met het Nederlands slavernijverleden, Utrecht, Verwey-Jonker Instituut/WODC, 2022 --- https://www.verwey-jonker.nl/publicatie/verkenning-naamswijziging-slavernijverleden/].
• [Marian van der Klein, 'Familienamen en het slavernijverleden. Over een onderzoeksopdracht in een te krap juridisch jasje', in: Justiti?le Verkenningen, 2023, nr 2, p 52-67 --- https://repository.wodc.nl/bitstream/handle/20.500.12832/3276/JV202302-volledige-tekst.pdf?sequence=1&isAllowed=y].
• Name change can only take place in the Netherlands under strict conditions and according to patronizing regulations. At the moment an amendment of name law is being drafted that would give descendants of Dutch citizens whose ancestors lived in slavery an exemption. If they have a family name that their ancestors received upon their release, they may change it free of charge. It remains to be seen, however, whether the desire to adopt new names in keeping with a reclaimed African identity can also be granted. After all, that would conflict with the general regulations when creating a new name. The whole issue shows political opportunism. First, it would be useful to get a good picture of name adoption in light of surnaming in general. Is it right to consider the names in question as slave names? Are they really that bad? It is more likely that precisely the exceptional position now obtained leads to undesirable profiling. In fact, the only solution to embarrass no one is a wholesale revision of the name law that does away with outdated 19th century limitations. Why should anyone be unhappy with their name? Why should someone who insists on having a different name be prevented from doing so? This essay examines the announced change in the law against the background of surnaming in general and the acquisition of family names in Suriname and the Netherlands Antilles in particular [Brouwer-2023 = Leendert Brouwer, 'Family Name Adoption in the Dutch Colonies at the Abolition of Slavery in the Context of National Family Name Legislation: A Reflection on Contemporary Name Change', in: Genealogy 7 (2023), no. 4].

afkortingen en bibliografische notaties: