Nederlandse Familienamenbank |
Pas |
< | Pasman | < |
Pasmans Paasman Pasma |
man
1. In patroniemen een tweede lid van de voornaam. Bijvoorbeeld in Heineman, Hermans en Heeremans, Nelemans, Rijkmans.
2. Als achtervoegsel in geografische afleidingen: Hofman, Bosman, Schuurman, Brinkman. Hierbij ook vele Duitse namen op -mann: Hoffmann, Lohmann, Beckmann, Bergmann; ze zijn vaak verwisselbaar met meijer-namen.
Ook herkomstnamen: Engelsman, Noorman, Aleman.
3. Beroepsnamen: Huisman, Koopman, Bouwman, Bouman, Timmerman, Krijgsman, Buurman, Boerman, Werkman, Speelman. Hierbij ook namen die handelswaar aanduiden: Appelman, Bierman, Mosselman, Houtman, Boterman.
Ook Duitse namen: Baumann, Kaufmann, Biermann, Schumann.
4. Bijnamen: Witteman, Snelleman, Sterkman, Oudman, Kleinman, Grooteman.
Er is niet altijd een duidelijke scheidslijn te trekken; vergelijk de volgende namen die zowel als beroepsnaam als aardrijkskundige naam kunnen worden beschouwd: Kooijman, Akkerman, Veerman.
• "Zo niet tot de diminutiva dan toch tot de vleivormen kan men evenals de namen op -tet de namen op -man rekenen. (...) De namen met -man kwamen in de 14e eeuw in groten getale voor in het zuidelijk deel van Zuid-Holland, slechts enkele malen in Noord-Holland. Niet altijd is uit te maken of we te doen hebben met een oorspronkelijke met -man samengestelde naam (dus een gewone tweestammige naam) dan wel met een vleivorm. Dat het laatste echter meestal het geval is, wordt bewezen door het feit dat -man-namen hier in oudere tijd weinig voorkwamen, bovendien herkennen we vaak in de eerste helft van de naam een verkorting van een tweestammige naam (en alleen van verkortingen werden gewoonlijk verkleinvormen gemaakt), bijv.: Diddeman, Geneman = Gheenekin (!), stadrekeningen Dordt 1284/7; Gilleman, Heyman = Heyneman, Heineman Suus, schepen van Dordt = Heyman Suus, burgemeester van Dordt, 1282, 1285; Hugheman, Willeman, Wisseman (Ze., van Wisse), Hanneman, Pieterman. Ook thans nog wordt de diminuerend-vleiende waarde van -man gevoeld, wanneer men kleine kinderen aanspreekt en -man achter hun naam voegt: Janneman, Pieterman, Hanseman (slechts enkele namen komen er voor in aanmerking)" [Schaar van der-1953, p 201].
• "Zeer productief bij het vormen van adresnamen is, zoals bekend, het element -man in combinatie met aardrijkskundige en bouwtechnische soortnamen alsmede met microtoponiemen. De volgende reeks voorbeelden kan zonder moeite met tientallen andere adresnamen van het -man-type uitgebreid worden: Beekman, Brinkman, Broekman, Brugman, Damman, Gagelman, Geestman, Kolkman, Laarman, Oordman, Poeleman, Schuurman, Spiekerman, enzovoort. Wij hebben hierboven er al op geattendeerd dat ook met vele van deze -man-adresnamen de vraag verbonden blijft of het bouwelement -man rechtstreeks bij het ontstaan van de familienaam werd toegepast of dat deze familienaam compleet uit een boerderijnaam op -man is voortgekomen [Ebeling-1993, p 130].
• [Leendert Brouwer, 'Duitse familienamen in Nederland', in: Gen.Magazine 26 (2020), nr 4, p 36-41 --- https://pure.knaw.nl/ws/portalfiles/portal/59061109/pdf_Leendert.pdf].
• In Namen hat -mann (< althochdeutsch, altsächsischman 'Mann, Mensch') seine konkrete Semantik weitgehend verloren und ähnelt in seiner Funktion mehr einem Wortbildungssuffix. Namen mit -mann kommen in allen Motivgruppen vor. Sie betreffen Berufsnamen (Ackermann, Fleischmann), Herkunfts- (Münstermann, Deutschmann) und Wohnstättennamen (Lindemann, Bachmann), Übernamen (Langmann, Neumann) und auch Patronyme (Petermann, Karlemann). Teilweise ist die ursprüngliche konkrete Semantik noch präsent (Langmann, Münstermann, Ackermann), vielfach aber auch verblasst, so dass -mann mit dem Suffix -er konkurriert (Lindemann – Lindner, Baumann – Bauer, Fleischmann – Fleischer). Am weitesten entfernt von seiner ursprünglichen konkreten Semantik hat sich -mann bei Patronymen, wo es mit Diminutivsuffixen (Petermann, Peterle) alterniert und entweder als patronymisches Suffix fungiert (in der Bedeutung 'Sohn von X') oder auf eine (hypokoristische) Rufnamenvariante zurückgeht (Petermann neben Peter). In Fällen wie Hermann liegt das germanische Rufnamenzweitglied -man zugrunde (vgl. auch Hartmann, Friedemann). Im Westniederdeutschen (insbesondere in Westfalen) alterniert -mann zum Teil mit -meyer, vgl. Wechsel von -mann und -meyer [Mirjam Schmuck, 'Suffix -mann', in: DFD --- http://www.namenforschung.net/id/thema/29/1].
• [Horst Naumann, 'Noch einmal: Familiennamen auf -mann', in: Zunamen 5 (2010), nr 1-2, p 123-131].
• [Simone Berchtold, 'Auf der Suche nach der Regionalspezifik: Familiennamen mit -mann in der Deutschschweiz', in: Namenkundliche Informationen (2018-2019), nr. 111, p. 13-71].
afkortingen en bibliografische notaties: