Nederlandse Familienamenbank |
Douma Douwsma |
< | Douwma | < |
Douwenga Douwstra Douwma Kip |
kenmerken:
patroniem |
Veel voornamen die aan de basis van patroniemen liggen worden verklaard in de
Nederlandse Voornamenbank
specifieke componenten:
ma |
ma
Het is nog steeds onduidelijk hoe dit suffix is ontstaan. Volgens de hypothese die momenteel de meeste voorkeur heeft komt -ma voort uit -monna, de Oudfriese tweede naamval meervoud van 'man' (vgl. het lemma -a). De naam Bauka Siurdisma in een oorkonde uit 1397 betekent dan 'Bauka van de mensen van Siurd (= Sjoerd)'. Aanvankelijk werd -ma uitsluitend aan een voornaam gekoppeld, waarbij de voornaam veelal sterk (met een -s) werd verbogen. Nadat de -a flexie grammaticaal in het Fries niet meer werd toegepast en -ma louter een familienaamvormende functie had gekregen, werd het suffix ook aan toponiemen en andere woorden, zoals beroepsaanduidingen, gekoppeld. Vooral in 1811, toen degenen die nog geen familienaam hadden verplicht werden om er een aan te nemen, werden namen gevormd als Brolsma bij de boederijnaam Brol te Hallum, Calkema door de eigenaar van kalkovens te Hoogezand (aan de Kalkwijk), Boersma o.a. door een boer te Ferwerd, Houtsma door een timmerman en Jongsma door de jongste van zeven kinderen. Een aantal oorspronkelijke-ma-namen waren eertijds op de huizen van de betreffende families overgegaan. Latere bewoners kunnen hun naam weer aan deze huizen ontleend hebben. Een van hen was Douwe Sybrens Mellema die omstreeks 1800 gebruiker van de Mellema sate te Oostrum was. Bij enkele van dergelijke gevallen is het voorzetsel van toegevoegd (Van Asma, Van Halsema).
In 1947 waren er in Nederland ongeveer 1550 verschillende namen met het suffix -ma, verdeeld over 200.000 personen (= 2,136% van de Nederlandse bevolking). Hiervan verbleven 84.000 personen in Friesland, waar zij 18,55% van de Friese bevolking uitmaakten. Deze provincie werd in aantal gevolgd door Groningen, waar 39.000 personen (8,77%) een -ma-naam hadden. De Groningers onderscheidden zich enigszins van de Friezen met het type -ema-naam, waarmee ruim 27.000 van de -ma-naamdragers werden geregistreerd (6,14% van de Groningse bevolking). In Friesland waren het er 23.500 (5,18%), in vergelijking met Groningen een relatief veel kleiner deel van de -ma-naamdragers.
• Frisian surnames are perhaps the most distinctively regional of all Dutch surnames, most recognizably in the endings -(s)ma and -stra and occasionally the simple genitival -a inflection seen Alberda 'one of Albert's (sons)'. Jansma was mentioned above as one of the variants of Jansen. It is a linguistic hybrid of Jan, the common Dutch syncopated form of Johan (from Latin Johannes), with the Dutch genitive inflection -s and the Frisian suffix -ma. It is thought to be a syncopated form of -monna 'one of the men of ...', originally functioning as a clan-name from a personal name. When all Dutch families were required to take a fixed family name in 1811, many Frisians with the (non-hereditary) patronymic Jansz(oon) chose to adopt Jansma in order to declare their Frisian heritage. In the adjacent province of Groningen it was rendered as Jansema.At that time in Groningen (a region situated between Friesland and Ostfriesland in Germany) the Frisian language was no longer spoken, but a Frisian substrate re-emerged in the production of new family names, doubtless because they were modelled on the old corpus of names. Jan, of course, was one of the commonest given names all over the Netherlands but Friesland families also perpetuated rarer names of ancient Germanic origin, sometimes in distinctively Frisian forms, to which -(s)ma was added as a patronymic suffix. Examples include Sijtsma (Sytsma) from Sytze, Riemersma from Riemer (or the derived patronymic
Riemers), Fokkema (an equivalent of Frisian Fokkens) from Fokke, Bouma and Buma from Bouwe and Buwe, and IJpma and Ypma from Ype (or the patronymic Ypes). (...) Within the same region there can be different ways of expressing the same sense, varying between local dialectal forms and standard Dutch forms. The rare habitational name Veensma is identical in meaning to Veenstra and to standard Dutch Van de(r) Veen, all three of which are primarily located in Friesland and Groningen. Indeed the two Frisian suffixes could be used to give a Frisian character to any type of new surname in 1811, regardless of its semantic category. Boersma (mostly found in Friesland), Boersema, and Boer(e)ma (both mostly found in Groningen) are occupational names, equivalent to standard Dutch De Boer 'the farmer', which itself is the fourth most common surname in Friesland. Schaafstra and Schaafsma are both names for carpenters (from schaaf 'plane'), while other carpenters chose the names Hamersma ('hammer'), Houtsma ('timber') and Zaagsma
('saw') [Leendert Brouwer & Peter McClure, 'Dutch family names', in: DAFN (preface of the revised second edition of the Dictionary of American Family Names, edited by Patrick Hanks, to be published by Oxford University Press in 2022 --- https://www.cbgfamilienamen.nl/nfb/documenten/DAFN%202,%20ESSAY,%20Dutch%20names.pdf)].
• [Bach-1952, I-1, p 169].
• [NRF-Gr, p 6].
• [H. Feenstra, 'De ontfriesing van Groningerland nogmaals bekeken', in: DMB 43 (1991), p 25].
• [Ebeling-1993, p 100].
• Voor nasaal werd Westgermaans a eerst genasaliseerd en daarna, via velarisatie, gerond tot o: bijv. *man- werd Oudfries mon, maar bleef Oudnederfrankisch man [Rolf H. Bremmer Jr., 'Het ontstaan van het Fries en het Hollands', in: Negen eeuwen Friesland-Holland. Geschiedenis van een haat-liefdeverhouding, Leeuwarden/Zutphen 1997, p 70].
afkortingen en bibliografische notaties: