Nederlandse Familienamenbank |
Boender | < |
Boendermaker Boenders Beunder Bonder Bunder |
verklaring:
We kennen het woord boender als zelfstandg naamwoord voor het gereedschap waarmee vroeger menige stoep geschrobd werd. Uit het Woordenboek der Nederlandsche Taal: "Werktuig om mede te boenen, te schrobben, met water schoon te maken. Hetzij een lange boender, voor vloeren en gangen; hetzij een platte boender, smalle haren borstel, voor houtwerk..." Een boender is derhalve een stevige borstel of bezem. Het zelfstandig naamwoord hoort bij het werkwoord boenen en bevat een zogenaamde epenthetische -d-, die in het spraakgebruik is ingelast en die we ook herkennen in bijvoorbeeld de familienaam Mulder.
De familienaam Boender is op basis van het zelfstandig naamwoord een beroepsbijnaam voor de ambachtsman die boenders fabriceerde en verkocht. Vergelijk de familienaam Boendermaker.
Maar Boender zou met die ingelaste -d- ook een rechtstreekse 'beroepsnaam' op -er uit het werkwoord boenen kunnen zijn: wellicht voor een schoonmaker die bedreven was in het boenen.
Citeren:
Leendert Brouwer, 'Boender', in: Nederlandse Familienamenbank = CBG Familienamen, Amsterdam, Meertens Instituut / Den Haag, CBG Centrum voor familiegeschiedenis, 2000...
kenmerken:
metonymische beroepsnaam | beroepsnaam |
specifieke componenten:
er | geen affix | d |
d
Familienamen houden ons veelal een uitspraakspiegel van de taalgebruiker voor die mogelijk dialect- of sociolectpatronen laat zien. Naamvorming heeft plaatsgevonden buiten de regels van de standaardtaal om. Familienamen getuigen tot aan hun vastlegging aan het begin van de 19e eeuw zo mogelijk van 'afwijkingen', die kennelijk toch gebruikelijk waren in de kring waarin de naam is ontstaan. Elders werden ze juist wel weer volgens de spellingsvoorschriften vastgelegd die de verantwoordelijke klerk hanteerde. Maar die kon er ook een potje van maken als hij een naam niet goed begreep. Zo kan een familienaam, die in wezen op een woord teruggaat dat met een enkele moderne spellingsvorm in de hedendaagse standaardtaal bekend is, in een cluster van tientallen vorm- en spellingsvarianten worden ondergebracht.
Eén van de fonologische fenomenen die in het Nederlands opvallen is d-epenthese: inlassing van de medeklinker -d- in bepaalde woorden waarmee de uitspraak ervan de taalgebruiker ten goede komt. Curieus is het dat hij het zich daarmee juist moeilijker lijkt te hebben gemaakt, alsof hij zijn regelmatige looppas met een huppeltje wil opleuken, dat bijvoorbeeld de Duitser en de Fransman achterwege laat. Zeker wel is dit fenomeen in de standaardtaal doorgedrongen, zodat wij bijvoorbeeld over de zelfstandig naamwoorden 'kelder' en 'donder' beschikken in plaats van 'keller' en 'donner' (zoals deze woorden in het Duits worden uitgesproken en geschreven). Zo'n -d- zit ook in een woord als 'boerderij' en hij veert op in de overtreffende trap in bijvoorbeeld 'donkerder' bij het adjectief donker. Vergelijk in het verlengde hiervan de bijwoorden eender uit 'een' en eerder uit de Middelnederlandse vorm 'eerre'.
We kunnen constateren dat een d-inlassing bij familienamen vooral is toegepast bij namen die op -er(s) eindigen, voorafgegaan door de consonanten -r-, -l- of -n-. Dat zijn vooral beroepsnamen die als 'nomen agentis' op -er van werkwoorden zijn afgeleid die eindigen op -ren, -nen en -len. Uit het werkwoord scheren is de beroepsnaam Scheerder voortgekomen. Scherer bestaat ook, maar dat is de Duitse naamvorm. Nog een drietal sprekende voorbeelden: Schuitevoerder, Zeevaarder en Schijveschuurder bij (ver)voeren, varen en schuren. Van boenen hebben we de beroepsnaam Boender afgeleid. Boender is evenwel ook de benaming voor de borstel waarmee geboend wordt, zodat de familienaam Boender ook als een beroepsbijnaam kan worden beschouwd voor een boendermaker; vergelijk de familienaam Boendermaker! Nummer één van de familienamen met een epenthetische -d- is de naam Mulder, wat tevens de meest voorkomende naamvorm is met betrekking tot het molenaarsberoep.
Toponiemen die eertijds de -d- nog niet vertoonden, hebben tijdens hun evolutie ook een -d- gekregen als daar in de uitspraak behoefte aan was; de naam van het middeleeuwse graafschap Gelre zien we terug in de provincienaam Gelderland net zoals het woord polder uit 'polre' is voortgekomen. Vervolgens treffen we die toponiemen als herkomstnamen tussen de familienamen aan: Van Gelder. Een aantal voornamen kreeg volgens dit onbewuste voorschrift ook een -d- toegevoegd en de daaraan ontleende patroniemen werden familienamen. Zo plaatsen we een -d- in voornamen waarvan het oorspronkelijke tweede lid -hard tot -erd (-ert) is verdoft en waarvan het eerste lid op een -n of -l eindigt. Enkele voorbeelden: het patroniem Reinder(t)s uit de voornaam Reindert, Leender(t)s uit Leendert (maar het is Lenaerts in Vlaanderen!) en Aalders uit Aaldert. De -t- uit -ert valt in de genitiefconstructie met -s veelal weg. Een andere serie patroniemen bij een bekende voornaam met een ingelaste -d- is van de voornaam Hendrik (in het Duits: Heinrich, in het Frans en Engels: Henry) afgeleid: Hendriks, Hendriksen, Hendrikx, Hendrix enzovoort. Ook hier heeft de -d- zich tussen -n- en -r- genesteld, maar dan tussen de lettergrepen van de samengestelde persoonsnaam in.
De -d- als speels element van de Nederlandse taalgebruiker komt in de familienamenschat goed tot uidrukking. Enkele opmerkelijke familienamen met d-epenthese zijn de namen Alderliesten (= allerliefste), Kostwinder (= kostwinner), Broodwinder (broodwinner), Romeijnders (na een bedevaart naar Rome), Italiaander (Italiaan/Italianer), Belderok (vermoedelijk uit 'Belleroche), Stordelder (1227 Stotelare), Tangelder (Tengler), Van Tienderen (Tienray), Boekelder (te Boekeler), Bilderbeek (Billerbeck), Bolderheij (Bollerhey), Krijbolder (Kreybühler), Den Dubbelden en Dubbeldeman, Nusselder (Nüssler), Windsma? (Wijnsma), Mondria/Mondriaan (Monreal), Fondse (Alfonse), Deelder, Bierhaalder ...
Die speelse -d- wil overigens niet zeggen dat we deze medeklinker altijd toegewijd zijn. We laten hem ook gerust vallen daar waar hij wel zou moeten staan: veel namen getuigen juist van d-deletie, d-elisie of d-syncope - termen voor het weglaten van een -d- -, bijvoorbeeld in de familienaam Schreurs uit Schreuders en in Van Rooij uit een plaatsnaam op -rode. De -d- zou ook weer hypercorrect toegevoegd kunnen zijn, waar verondersteld werd dat hij in het spraakgebruik was weggemoffeld, zoals in het woord 'kade'; vergelijk de familienaam Verkade. Vermeldenswaard zijn hierbij enkele namen die een -d- ingelast hebben gekregen met dank aan de associatie met een bekend woord of een bekende naam: Vredeling (uit Vreeling, Vrelingen, Freilingen of Frielingen), Maagdendans (Magendans/Magendanz, Makedans), Van Eijsden (via Van Heijzen uit Heyensz).
Hierbij de lijst van meest voorkomende familienamen met d-epenthese in volgorde van het aantal naamdragers.
1. Mulder; 2. Hendriks; 3. Smulders; 4. Reinders; 5. Leenders; 6. Berends?; 7. Van Gelder; 8. Manders?; 9. Mulders; 10. Hendriksen; 11. Berendsen?; 12. Van Schijndel; 13. Reijnders; 14. Hendrikx; 15. Linders; 16. Hendrix; 17. Koenders; 18. Aalders; 19. Van Gelderen; 20. Smolders; 21. Donders; 22. Admiraal; 23. Kelder; 24. Wanders?; 25. Rijnders; 26. Helder; 27. Hendrikse; 28. Hendrickx; 29. Klunder; 30. Verkade; 31. Waanders?; 32. Polderman; 33. Penders; 34. Kelderman; 35. Alders; 36. Boender; 37. Poldervaart; 38. Gelderblom; 39. Hindriks; 40. Doldersum.
Citeren:
Leendert Brouwer, 'd-epenthese', in: Nederlandse Familienamenbank = CBG Familienamen, Amsterdam, Meertens Instituut / Den Haag, CBG Centrum voor familiegeschiedenis, 2000...
• "Soms wordt die d toegevoegd aan woorden, soms verdwijnt die er juist. (...) In leder en weder, de oudere vormen van leer en weer, is er sprake van het wegvallen - in vaktaal de 'syncope' - van de d (...)." In woorden als breien en luier is de d weggevallen en vervangen door een overgangsklank j, door verslapping van de articulatie, een proces dat in het zuiden is begonnen en zich mogelijk na de val van Antwerpen in 1585 noordwaarts heeft verbreid. Na ou volgt w, bijvoorbeeld in gouwe < goude. Overigens bleef hij in de schrijftaal behouden, omdat deze spreektaalontwikkeling als onbeschaafd werd beschouwd. "Tussen een l, r of n en een hierop volgende r is dikwijls een d toegevoegd, bijvoorbeeld in polder van 'pol(le)re' of boerderij van 'boererij'. Dit noemt men epenthese. ook hier is een gemakkelijkere uitspraak de oorzaak. (...) Soms is de vorm zonder ingevoegde d blijven bestaan. Daardoor ontstonden paren als molenaar en mulder, en met betekenisverschil dienaar en diender (...)" [Nicoline van der Sijs, 'Etymologica. De veranderlijke d en t', in: Onze Taal 71 (2002), nr 10, p 280-281.]
• https://nl.wikipedia.org/wiki/Epenthesis
afkortingen en bibliografische notaties: