Nederlandse Familienamenbank |
Broek, van de / den / der | < |
Broekman Broek Broeke, ten Broeke, van den Broeck, van de / den / der |
naamsvermeldingen en literatuurreferenties:
• "Aan inheemse slijk- en modderwoorden, die in de plaatsnaamgeving moerassen aanduiden, ontbreekt het in het Nederlands allerminst. Meestal gaat het om erg oude benamingen, waarvan er dan ook nogal wat in familienamen zijn neergeslagen. Vrij verspreid zijn familienamen afgeleid van broek, mos/moos/moes, moer/moor, moortel en goor. Andere zitten voornamelijk gelokaliseerd in een beperkt gebied, bijvoorbeeld namen met zompel, waas en gaver. Het meest algemene Germaanse erfwoord voor moeras en waterziek terrein is broek, etymologisch identiek met het Duitse moeraswoord Bruch en het Engelse brook = 'beek'. Als toponymisch bestanddeel komt broek onder de een of andere gedaante zowat overal in het Nederlandse taalgebied voor, en dat geldt ook voor de corresponderende familienaamsvormen. Het aantal vorm- en spellingvarianten is indrukwekkend. De (hoofd)types zijn Van de(n) Broek(e), Uit de(n) Broek, Op de Broek, Ten Broek(e), Verbroek(ken), Broeck(x), Broekman(s) en Broekema, waarnaast een hele rits morfologische wisselvormen, spellingvarianten en vervormingen. Palatalisering van de klinker in het hoofdwoord leidde tot de vorm breuk, zoals in Van den Breuck en Verbreuk(en). Of nu alle dragers van een broek-familienaam zich hun stamvader moeten voorstellen als iemand die vlakbij een ontoegankelijk moeras woonde, valt te betwijfelen. Weliswaar is broek in oorsprong een moerasnaam, maar de landschappelijke complexen die zo heten hadden al heel vroeg een zeker economisch nut. Vermoedelijk waren sommige 'broeken' vanuit hun natuurlijke staat geschikt om tijdens het zomerseizoen te worden gemaaid, wat blijkens historische documenten ook gold voor 'meren', laken' en 'vijvers'. Bovendien hebben onze voorouders al sinds de vroege Middeleeuwen getracht de bodem van de broekgronden te verbeteren met elementaire draineringstechnieken, zodat ze niet alleen hooi opleverden, maar ook dienst konden doen als nagrasweide voor het vee. Op erg drassige broeken plantte men ook dikwijls bomen aan, om de bodem te ontwateren en tegelijk een humuslaag te doen ontstaan. Wie zich een beeld wil vormen van de landschappelijke werkelijkheid aan de grondslag van broek-toponiemen en daarvan afgeleide persoonsnamen, moet de verschillende ontwikkelingsstadia van het achterliggende landschappelijke fenomeen als mogelijkheid openhouden" [Devos-2001, p 30]. • [Kunze-2005, p 141]. • Engebrecht van den Broec, ridder, parochiaan van Overschie 1266 [Iongh de-1992, p 213]. • Vranken van den Broeke, rekening van de inkomsten van Amstelland 1308 [Rek. Grafelijkheid van Holland-1, p 11]. • Jan van den Broecke, 1334 = Jan vandenBroke, 1335 [Schepenen Sint-Oedenrode 1311-1550, p 54]. • Lambrecht inghen Broick und Mechtel aen ghen Ende, Hasselt (gem. Arcen en Velden) 1554 [Lijfgewinboek Arcen 1554: Jaarverslag 1996, p 38]. • "De nazaten van de tussen 1641 en 1686 genoemde Adriaen Dirck Hendrix gaan zich rond 1700 Van den Broek noemen. Ze ontlenen hun naam, naar mag worden aangenomen, aan het Broek aan de Hulst." "De kinderen uit zijn tweede huwelijk verdelen in 1686 een 'huys, hoff en aengelagh, gemeyndelijck geneampt aen het Broeck..." Hij bezat nog een huis en hof dat in 1693 'aent Hulster Broek' werd genoemd [P. van den Elsen, in: Gemerts Heem 33 (1991), nr 1, p 13, 11]. • Van den Broek, van het huis tegenover het Schutsboombroek te Veghel [Rolf Vonk, 'Van de Tillaart, Van Rijbroek of Van Eenbergen? Familienamen als herinnering aan het Veghelse landschap', in: Van Vehchele tot Veghel 40 (2020), nr 137, p 9]. • "Tot in de 18de eeuw kende Gemert een gehuchtje 'Het Broek aan de Hulst'. Door ontginningen van de Broeklanden verdween dit toponiem en werd het vervangen door de Pandelaarse Kampen en/of het Kampengat. Zeker al vanaf de 16de eeuw staan er in dit gehucht twee boerderijen. Met zekerheid kan worden gezegd dat twee geslachten hun naam aan het Broek bij de Hulst ontlenen: een boerengeslacht en een brouwersgeslacht." Adriaen Dirck Hendricx, geb. ca. 1610, begr. 1657, koopt in 1641 een huis en hof aan het Broek bij de Hulst. Zijn zoon Daniël Adriaens van den Broek (1641-1713), brouwer, woonde in de Pandelaar (1709) en erfde van zijn ouders huis en hof aan het Hulster Broek [P. van den Elsen, 'Genealogie Van den Broek', in: Gemerts Heem 35 (1993), p 57]. • Joes Jansen van den Broeck, huw. 1646 [W. van den Broek, 'Van den Broe(c)k in Sprundel', in: Jb. Sprundel (1995), p 53]. • Henricus (Hendrick) Jansen van den Broeck (Klein-Zundert 1666-Sprundel 1729); zoon van Joannes Jansen van den Broeck [Petra Veraart, 'Familie Van den Broeck/Broek in de Noortstraet (Noorderstraat) te Sprundel', in: Jaarboek Heemkundekring Sprundel 30 (2015), nr 43, p 20-33]. • Boerderijnaam het Broek [Van boerderij tot boerderij: 92 verdwenen en nog bestaande boerderijen uit Ede en Ederveen, Ede 1987, p 68]. • [A. Hartmans, Een Klundertse familie Van de(n)(r) Broeck 1558-1667, Rotterdam 1996]. • Stamreeks Van den Broek uit Oude Tonge (1709) met nakomeling Marlène van den Broek, geb. 1970 (huwde prins Maurits in 1998) [A.C.S. van Vuuren, Genealogisch onderzoek Van den Broek, 's-Gravenhage 1998; vgl. Genealogie-CBG 4 (1998), nr 4, p 102]. • Reinierus van de Broek, afk. uit Maastricht, huw. Bergen op Zoom 1793 [Bergs kwartierstatenboek-1998, p 18]. • Antonius van den Broek (Berlicum 1793-1840) [Sjef van Helvoirt, 'Marinus en Nelleke van Nistelrooij-Gloudemans', in: Spoorzoeker Nuwelant (2013), nr 1, p 3-25; kwartierstaat 24-25]. • [Petra Veraart, 'Gerardina van den Broek en haar nakomelingen', in: Jaarboek Heemkundekring Sprundel (2014), p 6-13]. • Johannes van den Broek (Berlicum 1821-Sint-Michielsgestel 1891) [André Schoones, 'Kwartierblad van Marinus van der Hofstad', in: Het Griensvenneke 39 (2014), nr 2, p 29]. • [Descendants of Johan Cornelis van den Broek; informant: Bob van den Broek, 14-5-2003; zie onderstaande website]. | |
• Broek(e), van (de(n)); van de(n/r) Broeck(e), van der Broek, van Broeck, van den Broech, van de Broekx, van de Brock, van den Brocke, van den Brouc, van den Brouke, van dem Broucke, van de(n) Brouck(e), van de(m) Broucq, van den Broucque, van den Brouche, van Broucq, Vambrouck, Wambrouck, Vanebrouck, Wannebrouck, Vambroug, Wandebrouk, -broucq, Wannebroucq, van den Breuck, van der Breucq, Verbreu(c)k(en), Verbrouck, Verbroekken: Heel verspreide PlN Broek: moeras, waterland. 12e e. Godescalc de Broke, Moortsele; 1227 Lambertus de Broeka, Bavegem (GN); 1259 Walterus de Broeke, Pittem; 1367 Stevin van den Brouke, Ktr. (DEBR. 1980, 1970); 1506 Joannes vanden Broecke die huysinge te Broeke; 1570 Mewes vanden Broke...te genen broke tusschen erve Hubr. vanden Broke ende Jan vanden Broke, Diest (CLAES 1983, 135). Zie ook Uitdenbroek, Ten Broek, Optbroeck. [WFB2] | |
• Broek(e), van (de(n)), ten Broek(e), van (den) Broeck, van de(n) Broecke, van den Broucke, Verbroeken: Heel versrpeide PlN Broek `moeras'. 1239 a Wittone de Brocho, Hulst (OBREEN 191); 1279 Scede de Broeke, Z (OBREEN 265); 1338 Pieter uten Brouke, Assenede (GYSS. 1999). [WFZ] | |
• Zie BROEC in het Vroegmiddelnederlands woordenboek [VMNW]. |
afkortingen en bibliografische notaties: |
websites: |