Nederlandse Familienamenbank |
Moor, de | < |
Moors Moret Moor, van der |
naamsvermeldingen en literatuurreferenties:
• Willem de Moor, heren Aelmanszoon (uit een buitenechtelijke verhouding met een onbekende, mogelijk een jonkvrouw uit het Brabantse geslacht De Moor (vgl. voetnoot)), poorter van Leiden 1403-10 enz.; zoon van Jan Aelman, bastaard, zoon van een onbekende vrouw, ridder enz., vermeld vanaf 1339, begr. Valenciennes 1389 (vgl. Aleman) [GN-Karel de Grote-1990, p 406]. • Willem de Moor, bastaardzoon van Jan Aelman (zie aldaar) [N. Plomp, Woerden 600 jaar stad, Woerden 1972, p 54]. • Gherard de Moor = miin here Gherard de Moer = Gherard de Mor = Gherard Moors; Boudin de Moer; Lammekin de Moer. "Zeer verspreide naam. Betekent 'moor, bewoner van Mauretanie; ook toegepast op personen met een zwart, donker voorkomen' (Leys MVN 1952, p 62)" [Haeserijn-1954, p 154]. • Joos de Moor, lidmaat Arnemuiden 1586, afk. uit Gent, vest. in Middelburg [Lidmatenlijst Arnemuiden, p 6]. • Marten Jansz, van Hamborgh, begr. Amsterdam 1647, huw. aldaar 1615 met Trijntje Pietersdr; vader van Pieter Martensz (de Moor), ged. Amsterdam 1617, die bij de inschrijving van zijn schoonzoon J.P. Langerack in het poorterboek van Amsterdam in 1675 De Moor wordt genoemd, enz.; in het wapen een morenkop afgebeeld ['Wapenregister', in: Jb. CBG 52 (1998), p 268; bron art. J.P. Geus]. • Pieter Martensz de Moor, Amsterdam 1675 [J.P. Geus, 'De familie De Moor', in: Westfriese families 29 (1988), nr 2, p 39-48]. • [G. Kalverdijk & M.C. Sluis, 'De Geus, De Moor en Diepsmeer', in: Zicht op Haringcarspel 15 (2006), nr 29, p 30-34]. • Cornelis de Moor (Woensdrecht 1816-1905) [Bergs kwartierstatenboek-1998, p 54]. | |
• Moor, (de); de Moer, (de) Mohr, Moore(n), Mohren, (de) Moors, Moers, Mors, Mooers, Moeur(s): BN voor een moor, een bewoner van Mauretanië, ook (fig.) voor iemand met donkere huid, zo zwart als een moor. 1171 Walterus Mor, Gent (GYSS. 1999'); 1216 Gerardi Mor (LEYS 1952); 1382 Zegher de Moer (DEBR. 1970). [WFB2] | |
• Moor, (de); Moers, Smoor(s): 1. BN voor een moor, een bewoner van Mauretanië, ook (fig.) voor iemand met een donkere huid, zo zwart als een moor. 1171 Walteris Mor, G ent (GYSS. 1999); 1309 Gherard de Moor, Aardenburg (HAES. 154); 1359 Willem de Moor, Aardenburg (JAM. 112); 1477 Willem de Moer, Axel (STEEGERS); 1591 Jooris de Moor, Aardenburg (VAN VOOREN 28). 2.Patr. Germ. VN Maur `moor'. Zie Möring. 1381 Jacop Mors wijf; 1381 Margriete Jans f. Moers, Ossenisse; 1381 Zoetin Moers, Hontenisse (DEBR. 1999). [WFZ] |
afkortingen en bibliografische notaties: |
|