Nederlandse Familienamenbank

Naam 
Hoog, de < Hoogh, de
Hoog
Hoog, van der
Hoog Bouthoorn, de

naamsvermeldingen en literatuurreferenties:

• Wouter den Hoghen - uitgaven Dordrecht 1285-86; en aldaar Wouter den Hoeghen [Stadsrek. Dordrecht 1283-87, p 45].
• Petro die Hoge, 1387; Peter die stopper, 1406 - tapitenmeker of tapitenstopper [Nijsten-1992, p 222, 350].
• Roeloff die Hoge, Zwolle 1401 [Maandrek. Zwolle 1401, p 66].
• Jacob Hugesz de Hoghe, Rietveld 1545, van wie de Woerdense en Barwoudswaarder tak; nakomeling van Hubert Jacobsz de Hoghe, ovl. voor 1442 [Doorn van-1964, p 264].
• Reijner de Hoigh, Nijmegen 1570 (erfgenamen van) [Legerboek Stevenskerk Nijmegen 1600, p 33].
• Romeyn de Hooghe (Amsterdam 1620-1664), knopenmaker in de Romeyn in de Nieuwe Hoogstraat; zoon van Jan de Hooghe, koopman, geb. Tielt ca. 1569; nakomeling van Willem de Hooghe, huw. ca. 1500. The first name Romeyn, the Dutch version of Romain in French and Romano in Italian, was very unusual in seventeenth-century Amsterdam. Most parents simply christened their sons with names such as Jan or Pieter. Only thirteen boys in seventeenth-century Amsterdam were baptized Romeyn (in various orhographies), as compared to more than 42.000 children named Jan or Jo(h)annes. Eight of these thirteen Romeyns bore the family name de Hooghe. Around 1660, there were six individuals living in Amsterdam who answered to the name of Romeyn de Hooghe, all of them related to each other. This makes it necessary to map their famly accurately [Henk van Nierop, The Life of Romeyn de Hooghe 1645-1708. Prints, pamphlets, and politics in the Dutch Golden Age, Amsterdam 2018].
• Romeyn de Hooghe (1645-1708) ['Een huis aan de Voorweg als twistappel tussen de familie Van Duyst en kunstenaar Romeyn de Hooghe', in: Oud-Heemstede-Bennebroek 20 (1994), nr 80, p 44].
• De Hooch < Cornelis Dircksz de Hooch woont te Pijnacker "op de Hoocht", huw. Delft 1660 [Zijl van-1989, p 331, nr 830].
• Wonend op de Hooch bij Pijnacker [Encycl. Delft 1984, p 120].
• [A. Slootweg, 'De Hoog. De oudste generaties te Bleiswijk', in: Kronieken Prometheus 3 (1994), p 165-172].
• [M. De Hoog, Genealogie De Hoog, Den Hoorn 1984].
• Vgl. NNN: bijnaam De Hoge te Baarlo: "Frits was geboren in Baarlo op de Hogen Dries. Later verhuisde het gezin naar Paukeshof in Kessel-Hout, maar de naam van zijn geboortehuis heeft Frits zijn hele leven meegedragen. Hogen Dries werd verbasterd tot 'd'n Hoeëge' en die bijnaam ging zelfs over op zijn kinderen."
• [W.H. Dingeldein, 'Hoog en laag in boerderij- en veldnamen', in: DMB (1952), p 39-45].
• Hoge, Hogge, Hogh, Hoog(h)e(n), Oog(h)e, Hoe, de Hoog, de Heug, de Hooghe, D(e)hoe, de Hoe(y), Dhoog(h)e, Dhoogh, D'Hoog(h)e, d'Hoogh(e), D'Hoe, D'Hoey(e), Dhoey, Dooge, Doggh(e), D'Ooghe, Soog(h)en, Soeghen:  1. BN Mnl. hooch: hoog, aanzienlijk, voornaam, edel, ridderlijk. 1281 Willelmus Hoge, Ruiselede (HAES.); 1394 van Alise Oghen; 1398 Jan de Hoeghe, Janekin Shoeghen fille Jans, Meulebeke (DEBR. 1970). — 2. Zie Ooghe.  [WFB2]
• Hoog, (de); de Hoogh, de Hooge, d'Hoog(h)e, Dhooge, Dooge: BN Mnl. hooch `hoog, aanzienlijk, voornaam, edel, ridderlijk'. 1433 Phelips de Hoghe, Zaamslag (PARM.).   [WFZ]

afkortingen en bibliografische notaties: