Nederlandse Familienamenbank |
| Schuit | < |
Schuijt (y) Schuitema Schuitemaker |
naamsvermeldingen en literatuurreferenties:
| • Willem Schuit, Leiden 1574; Jan Cornelysz Schuyt van Nortwyck, idem [Volkstelling-1574, p 37, 39]. • Arien Pietersz Schuytemaker, alias Arjen Schuyt, huw. Koedijk 1712; vader van Jan Ariensz Schuyt, Koedijk 1722-1777. Bij diens kleinzoon modernisering van de spelling: Huibert Schuit, Koedijk 1797-1851 [J.W. Joosten, 'De Koedijker familie Schuit(emaker)', in: Westfr. Fam. 25 (1984), p 48-54]. • Teunis Schuijt/Schuit (Zaandam 1790-Middelburg 1838) is een voorouder van de Zeeuwse familie Schui(j)t . Zijn oudste zoon Arie Schuit werd nog in Zaandam geboren (1820); de tak die van hem afstamt heeft de naamvorm Schuit. Nakomelingen van twee jongere in Middelburg geboren zonen, Dirk Schuijt (1829-1908) en Cornelis Schuijt (1831-ca. 1902), hebben de naamvorm met -uij- [C. van Hemert, 'Schuit in Zeeland', in: Van Zeeuwse Stam (1993), nr 83; (1994), nr 84.]. | |
| • Schuit, Schuiten, Schuyten, Schuijten, Schuyt(s), Schuijts, Schuytjens: 1. BN naar de schuit op het uithangbord of BerBN van de schipper; vgl. De Schuiteneer. 1374 Jacop Scuten den metsere, Aw. (VLOEB.); 1585 Marten Schuytgen (naar de brouwerij) "het Schuytgen", A'dam (TROCH). — 2. Dial. var. van Schout(en). [WFB2] | |
| • Schuit, Schuite(n), Schuijt(en): BN naar de schuit op het uithangbord of BerBN van de schipper of schuitenmaker. 1585 Marten Schuytgen (naar de brouwerij) `het Schuytgen', Amsterdam (WF); 1712 Arien Pietersz Schuytemaker alias Arjen Schuyt, Koedijk; 1790-1838 Teunis Schuijt/Schuit, Zaandam-Middelburg (voorvader van de Zeeuwse familie Schuit, Schuijt (DM). [WFZ] |
|
afkortingen en bibliografische notaties: |
|
