Nederlandse Familienamenbank |
Burg, van de / den / der |
< | Limburg | < |
Limburg, van Limbourg Liemburg Limburg Zwaneveld |
naamsvermeldingen en literatuurreferenties:
• [Ann Marynissen, 'De Brabander, Brabers of Van Brabant? Over de lexicale en grammatische motivering van Nederlandse inwoners- en gebiedsnamen', in: Leuvense Bijdragen 92 (2003), nr 3-4, p 239-255]. • [M.J.H.A. Schrijnemakers, 'Limbricht: oorspronkelijk Limborch', in: Historisch Jaarboek voor het Land van Zwentibold 24 (2003), p 53-74]. • Jan Henrickssen van Limborch, wolwever, Zutphen 1608 [Galema-2000, deel 1, p 85]. • Haardstedenkohier van Scherpenisse 1626: Nicolaes Limborch. Nicolaes Limborch, een uit Nijmegen afkomstige ex-soldaat die het tot schout brengt. Nicolaes Limburch, 1626. Benoeming Nicolaes Limburch tot schout in 1651 (op 53-jarige leeftijd). Zoon Philips de Limburch (zoals hij zich in akten laat vermelden) volgt hem op als herbergier en procureur en wordt in 1656 schepen [Romeijn-1993, p 160, 45, 54, 77, 82; vgl. Persoonsregister]. • Over de herkomst van de schilders Pol, Herman en Johan van Limborch [A. Schrijnemakers, 'Gelijkluidende namen bron van verwarring', in: Limburg van Mook tot Eijsden. Jaarboek 1983, (1983), p 102]. • Johannes Limburg (Loenen 1812-1881), tuinknecht [Frank Rijckaert, 'Kwartierstaat van Willy Broodbakker', in: Het Schokker Erf (2017), nr 98, p 26-31]. • Limbricht, 1246 Lemburg, 1296 Lymburch, 1351 Lemborg, pas in de 17e eeuw Limbricht, plaatselijke uitspraak Lummerig , kan ik in zoverre in aansluiting bij de vorige namen bespreken, dat de anorganische t aan het einde van de officiële spelling wel ontstaan zal zijn naar analogie van de vlakbij liggende plaatsjes Obbicht en Grevenbicht. Het ligt voor de hand, om in deze naam een ontlening te zien aan het Limburg aan de Vesder in België, dat, op het voetspoor van Moerman gewoonlijk als Lindenburg wordt verklaard [D.P. Blok, 'Obbicht, Grevenbicht en Limbricht', in: MVN 35 (1959), nr 2-3, p 103-105]. | |
• Limburg, (van); (van) Limbourg, -borg(h), -boerg, Limborg(s), Limbort, Lemborg, -bourg, -bours, Lambour(g), -bou(x): PlN Limburg (LU), Fr. Limbourg. Zie De Limbourg. 1505 Peeter vander Elst geheeten Lymborch, Wemmel (OSTYN); 1562 Hubrecht van Limborch, Mtr.-Aw. (AP). [WFB2] | |
• Zie LEMBORCH in het Vroegmiddelnederlands woordenboek [VMNW]. |
afkortingen en bibliografische notaties: |
|