Nederlandse Familienamenbank |
Kroes | < |
Kroeze Croes Kroos Kroes, de Kroeske |
verklaring:
1. Bijnaam voor iemand met kroes- of krulhaar.
2. In verband met de betekenis kroes = 'kruik, kan, beker': a. een persoon wonend in een huis met bijvoorbeeld de naam De Zilveren Kroes; b. een persoon die deze drinkbekers of kruiken beroepsmatig vervaardigde.
3. Interferentie kan zijn opgetreden met de naam Kruis; het is onduidelijk of naamsvermeldingen van voor 1700, zoals Crous en Kruse, tot bovenstaande betekenissen of tot die van de naam Kruis (bij het woord 'kruis') behoren. Tevens moet er rekening mee worden gehouden dat Romaanse varianten van de naam Kruis, zoals de Spaanse vorm Cruz en de Italiaanse vorm Cruce, in deze en latere periode bij immigratie op grond van de -oe-uitspraak getranscribeerd kunnen zijn als Kroes i.p.v. Kruis. Zie Kruis en vergelijk Kruizinga.
4. Door een van de referenties onder documentatie kan worden verondersteld dat de naam Kroes ook uit de (Zuid-)Franse naam Carrous/Carroux is ontstaan: beroepsnaam voor een wagenmaker.
Citeren:
Leendert Brouwer, 'Kroes', in: Nederlandse Familienamenbank = CBG Familienamen, Amsterdam, Meertens Instituut / Den Haag, CBG Centrum voor familiegeschiedenis, 2000...
kenmerken:
adjectief | adresnaam | metonymische beroepsnaam | beroepsnaam |
adaptatie | Franse naam | Surinaamse naam |
specifieke componenten:
geen affix |