Nederlandse Familienamenbank

Naam 
Hoog, de
Hoog, van 't
< Hoog < Hoge
Hoogman
Houg

naamsvermeldingen en literatuurreferenties:

• Hoog, (de); de Hoogh, de Hooge, d'Hoog(h)e, Dhooge, Dooge: BN Mnl. hooch `hoog, aanzienlijk, voornaam, edel, ridderlijk'. 1433 Phelips de Hoghe, Zaamslag (PARM.).   [WFZ]

afkortingen en bibliografische notaties: