Nederlandse Familienamenbank |
Douma | < |
Douwsma Douwma Douwes Douma Brink |
naamsvermeldingen en literatuurreferenties:
• Jancko Douwama (ovl. 1476), hoofdeling van Langweer en Irnsum, waar nog een Doumastate staat; Jancko Douwama, ovl. 1529 in de gevangenis van Vilvoorde [J.A. Mol, De Friese huizen van de Duitse orde, Leeuwarden 1991, (p 136)]. • [Martha Kist & Harmen Wind, Een Friese edelman in het gevang. Een man van eer. Bloemlezing uit Jancko Douwama's Geschriften, Hilversum (Verloren) 2003]. • Gabba Douwama, Leeuwarden 1531 (Hoeksterespel) [Fontes Leovardienses, p 63]. • Binnert Douwes Douma, geb. ca. 1690; zoon van Douwe Douwes (Bergum 1653-1729) en kleinzoon van Douwe Binnerts (ovl. ca. 1653) [Douma-1990]. • Albert Douwes Douma (Metslawier 1699-1772); zoon van Douwe Douwes [Kertiersteat Zwart-1988, p 37]. • Douwe Johannes Douma (Ee 1766-Hantum 1850); zoon van Johannes Douwes (huw. Ee 1764) en kleinzoon van Douwe Johannes (ged. Anjum 1700) [ibid. p 29]. • Stamvader Douwe Douwes werd rond 1630 in Nes/Wierum in Friesland geboren. Zijn kleinzoon Albert Douwes Douma (1699-1772) gebruikte in 1761 deze naam voor het eerst in een akte [D. Douma & D. Douma, Genealogie van Douwe Douwes, Bedum/Metslawier 1997; vgl. Genealogie-CBG 4 (1998), nr 3, p 74]. • Jan Sybrens Douma (ca. 1732-Wanswerd 1819) [Atze Glas, 'Kwartierstaat van Nyncke Margriet Riemersma', in: De Sneuper (2009), nr 94, p 216]. | |
• Dumas, Duma(t), Douma(s), Demas(t), Demat, Delmas, Delmaet: 1. Ofr. (langue d'oc) mas >< (langue d'oïl) més < Lat. mansus : huis, landhuis, hoeve. Vgl. Dumet(s). 1699 Adriaen Demast; 1787 Raymond Delmas natif de Clermont en Languedoc, St.-Win. (VERGR. 1968). — 2. PlN Le Mat (andere etymologie) in Hermelinghen (PdC): 1164 Mas (TW). [WFB2] | |
• Douma: Ook Douwma. Fries Patr., afgeleid van de VN Douwe. [WFZ] |
afkortingen en bibliografische notaties: |
|