Nederlandse Familienamenbank |
Derksen | < |
Derks Dirksen Dercksen Derkse Derkzen |
naamsvermeldingen en literatuurreferenties:
• Ten aanzien van de voornaam Diederik: - "Een andere typische klank vinden we in Keltische inscripties vaak weergegeven door het letterteken X (in sommige inscripties staat XS). Dat staat dan voor een klank chs zoals in 'lachspier'. Een veel voorkomend woord waarin we deze klank vinden is Gallisch rix 'koning' (met een lange i; vergelijk Latijn rex, regis, 'koning'). In het Gallisch maakt dit woord vaak deel uit van persoonsnamen: Vercingetorix, Biturix, Dumnorix. (...) Het woord rix is als leenwoord in het Germaans terecht gekomen, en wij kennen het in het Nederlands als (konink)rijk. Het lijkt erop dat dit woord niet zonder meer als begrip van de Kelten werd geleend, maar dat de Germanen het in eerste instantie overnamen als een element waarmee persoonsnamen konden worden gemaakt. Net zoals veel namen van Keltische aanvoerders eindigen op -rix, zo vinden we in de late Romeinse tijd en in de middeleeuwen dan ook veel Germaanse namen op -rik: Theoderik (> Diederik, later verkort tot Dirk), Childerik, Ermanarik, en bijvoorbeeld ook de nog steeds gangbare naam Hendrik (verkort tot Henk)" [Toorians-2000, p 59]. - Vgl. NNN: Dirk. • "In grote delen van het Karolingische rijk zijn er geslachten geweest die zich door het gebruik van deze naam hebben willen koesteren in de glans die nog altijd afstraalde van de koning der Ostrogothen, Theoderik de Grote (ovl. 526)" [J.M. van Winter, Ansfried en Dirk, twee namen uit de Nederlandse geschiedenis van de 10e en 11e eeuw', in Naamkunde 13 (1981), p 39-74]. • Herman Derickszoen, priester en kanunnik te Nijmegen 1489; Johan Dericksenn, Nijmegen 1545 [Legerboek Stevenskerk Nijmegen 1600, p 23, 54]. • Willem Derksen, afk. uit Gendt, won. Herwen 1769 (op de Talholtsweerd); vader van Roelof Derksen (1757-1827) [Ben Janssen, 'De hofstede Reimerswaard of Vierde Domeinenhof ook wel Derkse of Ossenwaard te Herwen', in: Jaarboek Achterhoek en Liemers 32 (2009), p 92-104]. • Hermanus Derksen (Oud Zevenaar1794-Zevenaar 1871); zoon van Wilhemus Dercksen (Zevenaar 1766-1837); zoon van Lucas Dercksen, huw. Oud-Zevenaar 1755 [Erna Reuzel-Gerritsen, 'Diverse kwartierstaten Hulshof', in: OTGB 34 (2017), nr 3, p 88-93; 35 (2018), nr 1, p 28-32]. • [M.W.M. van der Meer, Kwartierstaat van der Meer-Derksen, Rotterdam 1995]. | |
• Dierick, Dierickse, Dieri(c)kx, -kxs, Dirickx, Dirriks, Dericks, Derex, Dier(k)x, Dierckx(sens), Dirks(e), Dirkx, Dierse, Derks(en): Patr. Dierik door d-syncope uit VN Diederik. Germ. VN theud-rîk `volk-machtig': The(o)deric, Thiedericus, Dideric. 1381 Boydin Diericx sone, Hulst (DEBR. 1999); 1435 Hannekin Diederix, Hulst (PARM.); 1475 vidua Diederic f. Matheeus Diedericx, Aardenburg (VAN VOOREN 1970); 1534 Mathijs Diericx, Aardenburg (VAN VOOREN 25). Een jongere Zeeuws-Vlaamse tak Dierick stamt van 1630-1674 Cornelis Dierick uit Zeveneken (OV), die zich in 1631 in Zeeuws-Vlaanderen vestigde. Lit.: M.C.I.M. DIERICK, De (Zeeuws-) Vlaamse familie Dierick. VS 37 (2001), 584-592. [WFZ] |
afkortingen en bibliografische notaties: |