Nederlandse Familienamenbank

Naam 
Bos
< Bosman < Bosmans
Boschman
Bossink
Busman
Boosman

naamsvermeldingen en literatuurreferenties:

• [Förstemann-1900, p 329; Kausmann-1968, p 68].
• Albert Cornelisz Bosman, Graft 17e eeuw [A.Th. van Deursen, Een dorp in de polder. Graft in de zeventiende eeuw, Amsterdam 1994, p 197 e.v. (vgl. index)].
• Berend Berentsz Bosman, huw. Barneveld 1674 [Pol van de-1993: 1994, p 32].
• Hendrik Bosman = Joan Gerhard Henrich Busman, geb. te Südlohn, vestiging ca. 1770 te Gouda ['Nieuwe boeken', in: Med. CBG 43 (1989), nr 2, p 4].
• Arend Bosman (Brummen 1773-Amsterdam 1838); zoon van Hendrik Boschman, In den Bos (Brummen) ['(Kwartierstaat J. Jeswiet)', in: GN 21 (1966), p 156].
• [GTMWB 8 (1984), p 102].
• "Zoals de naam 'bouwman' werd gebruikt voor iemand die van landbouw leefde, zo zou de aanduiding 'bosman' kunnen zijn gebruikt voor iemand die in de bossen leefde en/of werkte. In Oene, Nijbroek en in het gebied rond Terwolde, Twello, Voorst en Wilp komen enkele oude aanduidingen voor met betrekking tot de naam Bosman, zoals Bosmanshoeve." Stamvader van deze familie is Roelof Berends, afkomstig uit Terwolde. Vader van Berend Roelofs Bosman, ged. Oene 1747, schoenmaker te Epe; de familienaam komt omstreeks 1775 in gebruik [B. Bosman & W. van Norel, 'Genealogie Bosman', in: Arent thoe Boecop (1998), nr 65, p 29].
• De genealogie van de landbouwersfamilie Bosman begint in de 17e eeuw in Avereest in het noorden van Overijssel. de stamvader Steven Lamberts voerde overigens toen nog een andere familienaam, namelijk Vogelzang. Zijn zoon, die naar Echten bij Hoogeveen vertrok en in welke omgeving het merendeel van het nageslacht woonde, gebruikte voor het eerst de achternaam Bosman [J. Bosman Steenbergen, Genealogie drie eeuwen Bosman, z.p. 1997; vgl. Genealogie-CBG 4 (1998), nr 1, p 11].
• Albertus Bosman (Enschede 1812-Lonneker 1875) [B. van Dooren, P.J.C. Elema, J. Rientjes & A.J. Stasse, '30 kwartieren van Gerard van het Reve / Gerard Reve (1923-2006)', in: GN 61 (2006), nr 10, p 601-603].
• Boschman(s), Bosman(s), Bosseman(e), Bossmann, Boosman(s), Boesman(s), Bousman(s), -manne, Boussemanne, Busman(s), Buscheman, Buschman(n), Beusmans, Buxman:  Afl. van Van den Bossche/Bussche. Vgl. Bosschaert. 1278 Wolteri dicti Buschman; 1486 Wouther Boesmans, St.-Tr. (GHYSEN); 1397 Jan Buschman, Kanegem (DEBR. 1970); 1606 Adriaen vanden Bossche = 1607 A. Bosmans, Edegem (SELS); 1629 Matthias Bosmans = 1636 Mattheus Boschmans, Schelle (MAR.).  [WFB2]
• Bosma, Bosman(s), Boschma(n):  Afl. van van den Bos(ch).   [WFZ]

afkortingen en bibliografische notaties: