Nederlandse Familienamenbank |
Bisschop | < |
Bisschops Bischoff Bischop Obispo Roosegaarde Bisschop |
naamsvermeldingen en literatuurreferenties:
• Gerardus Episcopus (Doetinchem 1239-40); Theodericus Episcopus, idem [OGZ IVa, p 276, 284, 285, 286]. • Gerbrand Bisschop, Muiden, rekening van de inkomsten van Amstelland, 1308 [Rek. Grafelijkheid van Holland-1, p 8]. • Diederic Bisscop geseint te Ludike opt ghenechte daer de bisschop te peyse sat met brieuen, Leuven 1376. "Deze Diederic draagt de bijnaam Bisschop omdat hij als stadsbode regelmatig naar Luik, naar het bisschoppelijk paleis, wordt gestuurd; hij monopoliseert de Luikse reis" [Man de-1959, p 710]. • Willem Bisscop, Zwolle 1449 [Maandrek. Zwolle 1449]. • Engbert Bisschop, vermeld in de Ligger van de Landerijen in Salland van 1520 m.b.t. Heino. Embert Bysschap, respectievelijk Otto op den Bysschoep, in het Register van peerden, schaepen, enz. van het kerspel ter Heyne, 1601. Thijes Bisschop, volkstelling Heino 1795 [Bieleman-1980, p 132, 140, 142; vgl. p 134: een half erf genaamt den Bischop]. • Egbert Remmetsz, snyder, aangeslagene bij de capitale impositie van 1585 te Amsterdam (Hallesteeg = Damstraat) = Egbert Remmenz Bisschop, vader van Rem Egbertsz Bisschop (1571-1625), koopman, een van de voornaamste Remonstranten te Amsterdam. Adolph Bisschop. Arent Philipsz de Bisschop, brouwer. Jan Philips de Bisschop, raad 1584-1623 [Dillen van-1941, p 7, 46, 134, 149; vgl. Elias p 146)]. • Rem Egbertsz Bisschop, vest. Amsterdam 1605 na verblijf te Koningsbergen [A. Schweitzer, 'Het Slot van Koningsbergen. Een Hollandse gevelsteen vol verrassingen', in: Ledenbulletin Historisch Genootschap Midden-Kennemerland 36 (2012), p 20]. • Dirck Egbertsz Bischop, gildemeester timmerliedengilde Kampen 1613-14 [Kolman-1993, p 404]. • Bartholomeus Bisschop, ovl. 1722 te IJsendoorn, broeder van Ds. Bisschop; Petrus Bisschop, schepen te IJsendoorn, in 1726 verdronken [K. van Ingen, 'Een blik in het begraafboek van Lienden', in: Tabula Batavorum 8 (1990), nr 1, p 6]. • Hendrik Lammerts op de Bisschop, won. Bisschop te Gooij, Hengelo, ovl. voor 29-12-1712 [Alice Garritsen, 'Kwartierstaat van Harmen Garritsen', in: OTGB 30 (2013), nr 3, p 109-116]. • Bisschop < Bisschoff (Dld.) [Bax-1976, p 256]. • Bisschop(s), De Munck, Munnich (munc of munnic = monnik), De Pater, Paffen, Paepen, Pastoor, De Pous, Prior ontleenden hun naam aan kerkelijke waardigheidsbekleders die om welke reden dan ook op uithangtekens werden vertoond [Crott-1995, p 106]. • [F. Debrabandere, 'Klerikale familienamen', in: Ons Heem Vlaanderen 33 (1979), nr 4-5, p 213]. • [G.H. Schuur, De kwartierstaten van Kornelia Bisschop, Delft 1992]. Met betrekking tot de kwestie tussen graaf Otto en de bisschop van Münster: • De Munstersche geschiedschrijvers verhalen dat Otto oorlog voerde tegen Ludolf van Holte, bisschop van Munster, dat hij in een gevecht gevangen werd en dat hij tot losgeld zijn heerschap Goije aan den bisschop moest leen maken. Pontanus stelt deze gebeurtenis op 1254, doch van Spaen bewijst dat zulks onmogelijk is en betwijfelt de geheele zaak. Nadat Innocentius IV keizer Frederik in 1245, op de kerkvergadering van Lyons, van de kroon vervallen was verklaard, werd deze ook aan graaf Otto aangeboden [A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden, deel 14, 1867 --- zie onderstaande website, en tevens online: Algemeene geschiedenis des vaderlands van de vroegste tijden tot ..., Volume 1: "Minder zeker is zijn krijg tegen den Bisschop van Munster, in welken hij, gelijk beweerd wordt, gevangen genomen en verpligt werd tot losgeld, de heerlijkheid Goije aan den Bisschop op te dragen, van wien hij haar in leen terug ontving"]. | |
• Bisschop, (de); de Bis(s)cop, de Bischop, de Bisshop, de Buss(c)hop, Desbisschop, Bis(s)chop(s), Biscop(s), Busschop(s), Biskup, Buscops, Buschop, Besschops: BN naar een of ander verband met een bisschop. 1376 Diederijc Bisscop, gheseint te Ludike opt ghenechte daer de bisschop sat (DE MAN 1959,710), kreeg blijkbaar deze naam omdat hij als stadsbode geregeld naar de bisschop van Luik gestuurd werd. 1394 van den her Jacop den Bisscop capellaen vander adelmesse, Ktr. (DEBR. 1970); 1375 Willem de Busscop, Ip. (BEELE). [WFB2] | |
• Bisschop, Buscop, Buskop: BN naar een verband, wellicht dienstverband, met een bisschop. 1376 Diederijc Bisscop, gheseint te Ludike opt ghenechte daer de bisschop sat (WF). Deze man kreeg de naam Bisschop omdat hij als stadsbode geregeld naar de bisschop van Luik gestuurd werd. [WFZ] |
afkortingen en bibliografische notaties: |
websites: |