Nederlandse Familienamenbank

Naam 
Haar, ter
< Haar, van de / der < Verhaar
Haars
Haar, de
Aar, van der

naamsvermeldingen en literatuurreferenties:

• Van der Haer - Bewoonde het huis De Haar te Vleuten ca. 1250, behorend bij de families die nog eeuwenlang een rol hebben gespeeld in de Stichtse adel [N. Plomp, Woerden 600 jaar stad, Woerden 1972, p 15].
• "Het oorkondenboek van Utrecht vermeldt slechts enkele lieden uit het geslacht Van de Hare, zoals Werner van de Haer in 1247" [Jan H. Huiting, 'Middeleeuws grootgrondbezit in Vleuten en Haarzuilens: een perceelsgewijze reconstructie', in: Historisch Geografisch Tijdschrift 13 (1995), nr 2, p 71].
• Boekel van der Haer; het goed 'die Hare' in het kerspel Dalfsen [Leenmannen Utrecht 1379, p 56, 86].
• Van der Haer, heer van de Haer [Wimersma Greidanus van-1978: 1983, p 246].
• Item gegeven Oelman van der Hare van der reyse toe Gronyngen 56 gul.., Zwolle 1399 [Maandrek. Zwolle 1399].
• Van de Uitschaetenhaere ['Vragenrubriek', in: GN 10 (1955), p 96].
• [A.A. Manten, 'De oude band van Kockengen en Spengen met kasteel De Haar', in: Tijdschrift Historische Kring Breukelen 11 (1996), nr 5, p 249-257].
• [Henk van Woudenberg, Voskuilen, een buurtschap onder Woudenberg en Leusden, Barneveld 2006; met een tweede deel: Genealogieën].
• Arent Jan van der Haar (Kampen 1800-1875) ['Kwartierstaat van Albert Hendrikus Johannes Toeter', in: Het Schokker Erf (2009), nr 71, p 34].
• Over het toponymisch woord haar:
- "Haar heeft vermoedelijk oorspronkelijk betekend: hooggelegen stuk hei; kleine verhevenheid, in 't bijzonder op de hei; dan vaak ook: begroeid terrein" [Schönfeld-1980, p 40].
• Haar, van der:  PlN Ter Haar (GR) of De Haar (DR, OIJ, G). Zie MOERMAN 79-80.  [WFB2]
• Haar, ter; van der Haar: PlN ter Haar (GR) of de Haar (DR, G, OIJ) `zandige heuvelrug' (BERKEL). 1475 Godevaert vander hare, Aardenburg (VAN VOOREN 1970).   [WFZ]
• Zie HARE in het Vroegmiddelnederlands woordenboek [VMNW].

afkortingen en bibliografische notaties: