Nederlandse Familienamenbank

Naam 
Brugman < Bruggeman (ü)
Brugmans
Brug, van de / den / der
Bregman
Hazenbosch Brugman

naamsvermeldingen en literatuurreferenties:

• Jan Brugman (ca. 1400-1473) [Nico Lettinck, Praten als Brugman. De wereld van een Nederlandse volksprediker aan het einde van de Middeleeuwen, Hilversum 1999; vgl. Holland 32 (2000), nr 6, p 417].
• Jan Brugman (Kempen (?) 1399-Nijmegen (?) 1473), franciscaan, volksprediker ['Nijmeegse biografieën', in: Jaarboek Numaga 51 (2004), p 28].
• Johan Brugman, leidekker = Johan Brugman alias Stuiversbier, Zutphen 1606-08 [Galema-2000, deel 1, p 19].
• Jan Brugman, anno 1631 de meest vermogende van de compagnie te Amsterdam [Gabri van Tussenbroek, 'Winkeiers en zakenlui. Thuis bij de mannen op de Nachtwacht', in: Ons Amsterdam 70 (2018), nr 11-12, p 32-37].
• Bernd Brugman, kleermaker, burger van Zevenaar 1682, afk. uit het stift van Munster [A.W.A. Bruins, 'De stadsbrand van Zevenaar 12 maart 1727', in: Jaarboek Achterhoek en Liemers 32 (2009), p 129, 132].
• [Sigmond-2024, stamreeks Brugman, zie bijlage].
• [De Vaan-2017, p 258].
• Bruggeman(s), Bruggheman(s), Brug(h)man(s), Brugemans, Brug(ge)mann, Brüg(ge)mann, Brugma:  Afl. van Van Brugge of Van der Brugghe(n). Of voor iemand die bij een brug woont, of een brugwachter. 1400 Bruggheman = Brucgman, Ktr. (DEBR. 1970); 1448 Aert Brugmans, Diest (CLAES 1983,136); 1529 Robrecht Brugghe alias Bruggheman, Wielsbeke (RAK, PB).  [WFB2]
• Bruggeman(s), Brugman, Bruggheman, Brügeman, Briggeman: Afl. met het achtervoegsel -man van van Brugge of van der Brugge. Briggeman met kustdialectische ontronding (u > i), vgl. E. bridge.   [WFZ]

bijlage:
Kees Sigmond: Kwartierstaat Sigmond in stamreeksen, Brugman. Rotterdam/Dordrecht, 1993-2024.

afkortingen en bibliografische notaties: