Nederlandse Familienamenbank |
Hartman |
< | Hart, 't | < |
Hart Hart, van 't Hardt, 't |
naamsvermeldingen en literatuurreferenties:
• Het WNT over de woorden hart en hert (die elkaar als homoniemen kruisen): Hart, harte, bezuiden de Maas nog altijd hert(e) - "orgaan in het dierlijk lichaam dat, zich beurtelings samentrekkende en weder uitzettende, den bloedsomloop te weeg brengt en aan den gang houdt." Hart is vanouds onzijdig; de uitgang -e van de oorspronkelijke vorm herte (Hollands harte) is echter oorzaak geweest dat het woord gaandeweg als een vrouwelijk woord werd beschouwd, wat we nog terugvinden in de uitdrukking 'ter harte nemen'. (Zo ook in familienamen de vormen (Van) 't Hart naast Van der Hart). Hert, hart - benaming voor een in het wild levend, bepaaldelijk door zijn benig en vertakt gewei gekenmerkt, herkauwend dier. Het woord is onzijdig, maar in het middelnederlands en thans nog wel in het zuiden ook mannelijk. Reeds in de middeleeuwen vindt men Het (Roode, Witte) Hert als huisnaam en uithangteken voor herbergen, enz. (vgl. Van Lennep & Ter Gouw-1868). Misschien kan nog rekening worden gehouden met de betekenis 'het hart = heide/meent (de herde)' die het woord in de provincie Utrecht had; vgl. W. van Iterson, De historische ontwikkeling van de rechten op de grond in de provincie Utrecht, Leiden 1932, p 590, 594. • Hart-toponiemen: - Huis 't Hart te Halfweg (NH) [M.H.V. van Amstel-Horak, 'Nieuwbouw van twee sluizen in een benauwde tijd: Halfweg 1556-1558', in: Zeven eeuwen Rijnlandse uitwatering in Spaarndam en Halfweg, Leiden 1994, p 49; Corien Glaudemans, 'Van schans tot rechthuis. De geschiedenis van het Huis ter Hart in Halfweg', in: Haerlem Jaarboek 1989 (1990), p 38]. - Het Dorstige Hart, herberg te Gorssel (1750) [H.J. Jansen, 'Stappen in onze gemeente', in: Ons Markenboek. Gorssel, Oudheidkundige Vereniging De Elf Marken 7 (1989), nr 4, p 27]. - Het Vliegende Hart [L. van der Mierden, 'Klundertse huisnamen', in: De Overdraght (1982), jan., p 9]. • Arnoud den hert, Kortrijk 1399; Henrick int Hert, Tongeren 1429 [WFB]. | |
• Harde, de; Hard(t), Hart(e), Art(e), d'Harte, 't Hart, Herte, de Herde, D'Herde, Derde(n), Herd(en), Herd(é): 1. BN Mnl. hart, hert: hard, sterk, wreed, gevoelloos, hardnekkig. 1410 Loenis de Harde, Ktr. (DEBR. 1958); 1410 Claes die Harde, Lille (MNT 389). — 2. De vormen met d kunnen teruggaan op Mnl. harde, herde: herder; zie Herder. [WFB2] | |
• ’t Hart: 1. Zie de Harde. — 2. Huisnaam Het Hart (Brouwer 193). [WFB2] |
afkortingen en bibliografische notaties: |
|